EEN HISTORISCH PLEKJE
98
-1) Mededeelingen van de Vereeniging ter beoefening van de ge
schiedenis van 's-Gravenhage, p. 297.
geven of vanwege de stad niet diende omgezien te worden
naar een andere geschikte woning „omme deselve in kope
aan te slaen, ten eynde desersteede Gedeputeerden daer-
inne voortaen bequamelicker ende met meerder reputatie
souden konnen logeeren ende geaccomodeert werden” i).
Zooals we gezien hebben zijn zij spoedig geslaagd.
Direct werden de noodige herstellingen aangebracht en
de woning voor de ontvangst der Heeren afgevaardigden
ingericht. Een hardsteenen poort en een nieuw hek werd
aan den ingang van het hotel geplaatst, welks voorgevel
van het wapen van Leiden voorzien werd. Oostwaarts
breidde men het pand aan de achterzijde uit, waarvoor
een geringe jaarlijksche som aan de Graaflijkheid moest
betaald worden. In 1640 werd het dak met leyen belegd en
werden de gebakken glazen, die zich nog in den voorgevel
bevonden, door spiegelglas vervangen. Het salet werd
met een prachtig tapijt behangen en in dien zelfden geest
gemeubileerd. Het tapijt kostte 9 de el en het bekleedsel
der 24 stoelen ƒ14 per stoel.
Het werd door Joris Nauwyks (Nauwijnx), tapissier,
wonende te Amsterdam, geleverd.
In 1689 werd het hek, dat aanvankelijk van hout was,
vervangen door een ijzeren hek voor het groote- en het
kleine Logement, dat zooals wij gezien hebben, sedert 1664
Leidsch eigendom was.
In 1731 ondergingen beide panden een groote ver
nieuwing en herstelling, hetgeen reeds uit de uitgaven
af te leiden is, welke volgens extraordinaris Thesauriers
rekening der stad 9987, 15 st. zouden bedragen hebben.
Blijkens den inventaris van het Groote Logement was
de eetkamer met goudleer behangen en bevond zich boven