EEN HISTORISCH PLEKJE 101 bij de de „lijnen clederen en lakenen van de geestelijken van de Hofcapel gewasschen, die op het bleekveld, dat zich bevond tusschen de Lavanderye en den Diefsteen, werden gebleyckt”. Waar dit waschhuis indertijd gestaan had, was geschiedschrijvers van Den Haag niet bekend. De Riemer zegt: „Waar de Lavanderye gestaan heeft is onzeker”. Hij en ook De Fonseca vermoedden, dat het gestaan had op den Noordhoek van het Stalstraatje, en ook in Bijdragen en Mededeelingen van de Vereeniging ter beoefening van de geschiedenis van ’s-Gravenhage en bij Kroon wordt de plaats onjuist opgegeven. Het bezit en gebruik van de Lavanderije was door Prins Maurits „geconfereert op de huysvrouw van Geerlof Bonzer, Deurwaerder van de Staten van Holland”. Deze verwierf van de voorn. Staten bij Resolutie van 24 Januari 1590 „dat na den overlijden van des Suppliants huisvrouw de voorsz. huysinge en erve gedurende het leven van des suppliants oudste dochter bij den suppliant of de zijnen gebruikt en bezeten zouden moeten werden zonder eenige verhinderinge of belet, niettegenstaande de eenige andere giften ter contrarie”. Daarna verkreeg hij nog bij apostille van den 23sten April 1611 de gif te van 't zelve huis op zijn huisvrouw en kinderen ende elk van hen en dat bij degene, die na den Suppliant en de zijnen de gifte der voorz. huizinge ver krijgen zouden, restitutie zouden moeten doen van 't geene aan de vertimmering of over reparatie betaald zal wezen. Tot 1626 komt voorn. Bonser voor als belending van de daarnaast gelegen huizen. In 1634 wordt Johan Hoeckgeest als eigenaar genoemd. 20 Mei 1636 wordt aan Johan Houckgeest, camerbe- waerder van de Staten van Holland, toestemming ver leend om zijn huis genaamd de „Lavanderye van de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 117