4 f EEN HISTORISCH PLEKJE 120 huysjes daeraen in het Westen gestelt en zooverre te amoveeren". De vijf huisjes tegen het Noorden van den genoemden muur staande, behoorden aan particulieren. 29 Mei 1737 verkoopt Adrianus van Marie, procuratie hebbende van Jhr. Jacob Philip van Boetzelaer, Heere van Nieuwveen, wegens de Ridderschap van Holland Ge- committeert in het College ter Admiraliteit tot Amster dam en Hoogheemraad van Schieland, aan de Raden van Staten van Holland en West-Vriesland voorn, huis, erven en tuinen voor 33000. Het perceel strekt van den Hofsingel tot aan het water, dat loopt langs het Hofgebouw. De verkooper heeft het huis geërfd van Jhr. Jacob Godefroy, Baron van den Boetselaer, overleden 4 Dec. 1736 en zijn huisvrouw Magdalena de Jonge van Ellemeet, zijn vader en moeder. Onder den koop zijn mede begrepen „alle de behang sels, die gevonden werden in verscheide kamers, als mede de schilderijen zoo in de beschilderde kamer boven de deuren en voor de schoorsteenen, item de schoorsteenen’’. 19 September 1737 verkoopen de Gecommitteerde Ra den van de Staten van Holland en West-Vriesland aan Jacob Christiaan Pielat, wegens de Provintie van Gelder land Gedeputeerde in de vergadering van de Hoog. Mog. Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, een huys en erff, mitsgaders den grooten bemuurden tuyn, agter ’t zelve gelegen, ten Westen van het water. Voorn, perceel mag nooit worden verkocht of verhuurd aan „eenige prinsen of potentaat, Buitenlandsche minis ters, noch aan eenige Roomsche Geestelijke ofte van de Joodsche Natie, als mede niet aan eenige neering doende luiden”, 't Wordt verkocht met de behangsels enz. voor 25000.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 137