DE HEILIGE GEESTMEESTERS 4 Idem, bl. 571 noot 1. dat zij een Godshuis hebben doen opbouwen voor arme zoo mans- als vrouwspersonen, welke armen zoo daar als elders in Den Haag worden ondersteund en dat in dat Godshuis weduwen van soldaten en zelfs soldaten, die in 's lands dienst gezondheid hebben verloren, woon achtig zijn, welke aanloop in die verzoekschriften dan moet dienen om den Prins te bewegen hun een octrooi te verleenen, waarover hieronder nader. Wel is waar zijn die stukken niet onderteek end en niet gedagteekend en is het daarom bezwaarlijk om den juisten tijd van hun vervaardiging vast te stellen, maar de aard van het handschrift wijst op een tijdperk van overgang tusschen 17e en 18e eeuw, en het is niet bekend dat de Heilige Geestmeesters behalve het Heilige Geesthofje, dat in Den Haag steeds, evenals het Pest- en Dolhuis enz., als een Godshuis werd aangemerkt, toen nog een ander Godshuis zouden hebben bezeten. Zeer onwaar schijnlijk is het dat men in die verzoekschriften gedoeld zou hebben op het Geesthuis in den Hage, waarvan vol gens de Riemer t) een acte van koop van 1377 gewaagt, omtrent welk Geesthuis in het archief niets te vinden is en waarvan mag worden aangenomen, dat het toen reeds lang niet meer bestond. Dank zij de welwillende mede werking van de Heeren Rijksarchivarissen is ook op het Rijksarchief nog nagezocht of er naar aanleiding van dit verzoekschrift een octrooi is verleend of geweigerd, waar door de datum zou kunnen worden vastgesteld, maar dit onderzoek had geen gevolg. Naast de boven reeds genoemde inkomsten van huren en renten hadden de Heilige Geestmeesters ook nog in komsten, welke daar niet onder gebracht kunnen worden. Als zoodanig verdienen genoemd te worden:

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 13