148DE VERHOUDING VAN HET ERFHUUR BETALENDE kunnen dan vragen van ruimer historisch belang aange sneden worden. Zij zullen ten doel hebben naar het waarom, naar de beteekenis van het gevondene te vor- schen. Dat was bijv, het geval met de landerijen, die ten noorden van Den Haag in het Benoordenhout en het Noordveen gelegen waren. Lag het niet voor de hand aan te nemen, dat al het wei- en bouwland benoorden de reeks klingen, waarop halverwege tusschen de Wester- beek en de Oosterbeek het dorp Die Haghe gegroeid was, in de hofboeken aan te treffen zou zijn? Welke aanleiding zou er zijn om te veronderstellen, dat zij, hoewel in het oostambacht gelegen, slechts ten deele in die boeken op- geteekend stonden? Geen veronderstelling zou willekeu riger lijken dan deze! Toch kon een uitvoerige ontleding der gegevens uit de hofboeken, gesteund door opgaven van andere bronnen tot geen andere slotsom leiden dan dat zekere wateringen de veenstreek benoorden Den Haag in twee scherp gescheiden deelen splitsten. Alleen de landerijen der strook bezuiden die wateringen (zoo tref fend soms in de bronnen middelwateringen genoemd) stonden in de hofboeken opgeteekend, maar die in het gebied ten noorden ervan niet. Op de laatste vormde alleen het Claas Robbrechtszoons land weer een uitzondering. Eerst nadat aldus deze blijkbaar in overoude tijden zoo scherp getrokken grens feitelijk tegen de verwachting in aan het licht gekomen was, kon de vraag naar zijn ge schiedkundige beteekenis aan de orde gesteld worden. Nu kregen plotseling een licht over het hoofd te ziene opmerking in het oudste hofboek over verzet tegen het opleggen van de grafelijke hofpenning voor land benoor den de watering, bij welk verzet het recht van den heer van Wassenaar een rol speelde, en verder eenige onopval lende opgaven in schepenbrieven over veenpachten en hoendergeld van den huize van Wassenaar groot belang.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 168