BEDRAG VAN DE ERFHUREN VAN LANDERIJEN 157
12 den. geeft, wat dus gelijk staat met 6 sch. per morgen.
Het „dropgen” huizen, dat hier lag, was een buurtje met
woonerven en huizen midden op den geestgrond. Daar de
beste weilanden niet meer dan 6 sch. per morgen deden
en de betaling bij minderwaardige gronden van dien aard
tot op de helft van dat bedrag, ja soms tot op één schelling
per morgen daalde, is één denarie per 10 vierk. roe een
betrekkelijk hooge erfhuur, indien men rekening houdt
met de soort grond, waarop de meeste huizen verrezen,
namelijk hooggelegen, armelijken, dorren geestgrond. Na
deze algemeene opmerking over de erfhuur van tot woon-
perceelen bestemde stukjes grond in het dorp zal ik mij
verder tot de erfhuur van landerijen bepalen.
Bij de boeking van de erfhuur der landerijen ging men
in den regel als volgt te werk. In de omschrijving van een
afdeeling of wijk, die uitsluitend of ten deele landerijen
omvatte, deelen alle hofboeken meteen mede, hoeveel de
erfhuur daarvoor per morgen (of soms per hond) bedroeg.
Bij de daarna volgende opsomming der landerijen kon
men dan volstaan met de enkele opgave van hun grootte
in morgen of hond zonder het bedrag van de verschuldigde
recognitie te vermelden. Zoo doen de hofboeken van 1458
en 1466. De twee latere geven bij elke post zoowel de
oppervlakte der landerijen als het bedrag der erfhuur.
Bij wijken, die zoowel woon- als landperceelen omvat
ten, krijgt men gewoonlijk tweeërlei noteering onder de
oogen: één voor huizen en woonerven, meestal alleen met
opgave van het bedrag en één voor landerijen, soms alleen
met vermelding van het morgen- of hondgetal (anno 1458
en 1466), soms met daarnaast nog de verschuldigde erf
huur (anno 1512 en 1561).
Richt men nu uitsluitend het oog op de landerijen, dan
blijkt dus in den regel al het land binnen een bepaalde wijk
of afdeeling naar den zelfden geldelijken maatstaf per