162 BEDRAG VAN DE ERFHUREN VAN LANDERIJEN het oog op den tijd, waarop de uitgifte mogelijk heeft plaats gehad. Zooals ik reeds vroeger heb trachten aan te toonen, was het veenland in de middeleeuwen wel in gebruik genomen, maar niet bewoond tenzij daar, waar het dorp zich op den veengrond uitgebreid had. De pachters of bezitters van het wei- en hooiland hadden hun woonsteden hoog en droog op de geesten gekozen. De vraag laat zich dus stellen, of de zandrug tusschen Loosduinen en den Zijdeweg al bewoond was, voordat met de stichting van het grafelijk slot een aanvang gemaakt en daarmee waar schijnlijk eerst het ontstaan van het dorp Den Haag in geluid was. Er schijnt wel alles voor om deze vraag be vestigend te beantwoorden. Want wat zou er eigenlijk tegen kunnen pleiten? Nu toonen de hofboeken duidelijk aan, dat de veenlanden volgens een vast omlijnd stelsel in eeuwige erfpacht uitgegeven waren, maar tegelijkertijd bewijst hun inhoud even klaar, dat dergelijke vaste richt lijnen bij de geestlanden ontbroken hebben. Die indruk van onbestemdheid der verhouding tusschen oppervlakte en erfhuurbedrag op de geest wordt behalve door uit latingen in de omschrijvingen der afdeelingen, waarop ik boven reeds de aandacht vestigde, nog versterkt door een paar opmerkingen bij afzonderlijke posten. Zoo stuit men bij een post op de Noordmient van Eikenduinen 1op deze kenmerkende uitlating, dat iemand, die daar voor 3 mg broecx en 9 mg geest tezamen slechts 9 sch. betaalt, „veel te luttel geeft”. Dit neemt niet weg, dat het bedrag van dezen post in de latere hofboeken niet verhoogd is. Bij een post van Tendenhout met een geldbedrag van 10 s 11 d hoen leest men: houdende wel 20 morgen (volgens Pabon met andere hand geschreven)2). Voelt men er niet Anno 1458, bl. 192, f. 107v. 2) Anno 1458, bl. 36, f. 23v.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 182