- 166 BEDRAG VAN DE ERFHUREN VAN LANDERIJEN Anno 1458, bl. 59, f. 36. Ook de hofboeken van 1512 en 1561 noemen op de hiermee overeenkomende plaats dit oude register. 1458 gewaagt van een ouder register, doch het blijkt niet, op welken tijd het betrekking heeft x). Uit het tijdperk 1250 tot 1300 zijn wel gegevens ge spaard gebleven over leengoederen in Haagambacht, maar zij helpen weinig om eenig inzicht te verkrijgen in den toestand van het grafelijk domein in het gebied van Die Haghe. En hoe het met het domeinland in Haagambacht of misschien voorzichtiger gezegd: in het gebied, dat later Haagambacht uitmaakte gesteld was vóór de stichting van het grafelijk slot, daaromtrent is, meen ik, niets bekend. Er is echter, dunkt mij, alle reden om aan te nemen, dat het geestland ook vóór dien tijd bewoond was en dit zou op zijn beurt weer de mogelijkheid open laten tot de veronderstelling, dat het instituut van erfhuur aangenomen dat deze juridische figuur toen reeds in Holland in zwang was -toepassing gevonden kon heb ben op de geestgronden tusschen Noord- en Zuidveen vóór het midden van de 13de eeuw. Zoo noodig laat het zelfs ruimte voor de onderstelling, dat het niet de grafe lijkheid geweest behoeft te zijn, die de oudste landuit- giften daar tot stand bracht. Toen het gebied benoorden de middelwateringen van het Noordveen, waar veenpacht en hoendergeld van het huis Wassenaar thuis waren, bij Haagambacht ingelijfd werd (ik meen voor een dergelijke voorstelling van zaken in een vorige bijdrage goede gron den te hebben aangevoerd), bleven de heeren van Was senaar in het genot van die inkomsten. Men zou zich voor een dergelijk geval even goed een andere regeling kunnen denken, bijv, een, waarbij grondrechten zooals erfhuren op den nieuwen eigenaar of bezitter overgingen. Waar de oorsprong van Die Haghe als afgebakend rechtsgebied

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 186