J I 172AANBEVELINGSBRIEF V. E. HAAGSCH MEDICUS- J Anna Weytsen in 1647 kwam te overlijden. Met de ambachtsheerlijkheden Brandwijk en Gijbeland werd toen haar kleinzoon Johan van Naaldwijk beleend. Dr. Westerbaen liet daarna een buitenplaats aanleggen, Ockenburgh, „in het dorre zand tusschen Loosduinen en Monster”, gelijknamig naar een oud leengoed tus schen Wateringen en Rijswijk. In 1649 kon hij de nieuwe plaats betrekken, waar hij tot zijn dood, 31 Maart 1670, bleef wonen. Aan zijn schepping Ockenburgh wijdde hij een gedicht. In den brief, die hierna volgt, schrijft Westerbaen, dat de brenger getrouwd is met Adriana Catharina van Naaldwijk, waarvan Johan van Oldenbarnevelt over grootvader en zijne echtgenoote grootmoeder was. Uit het hierbij gevoegde genealogische tabelletje ziet men, dat de overbrenger van de brief was Jan Theodoor van Dam. Deze Jan Theodoor van Dam, Heer van Moreausart en drost van Barlaymont, was een zoon van Jan van Dam en Maria van Paffenrode en kleinzoon van Nicolaas van Dam en Anna de Jonge van Baertwijck. Nicolaas van Dam was volgens De Riemer schepen van 's Gravenhage 1563—1566 en 1570, vroedschap 1569 en burgemeester 1567—1571. Jan Theodoor van Dam ging 25 Juni 1656 als vaandrig onder den kolonel van Meeteren, op Loevestein, te Gorinchem in ondertrouw met Adriana Anna) Catharina van Naaldwijk; hun huwelijk werd op 13 Juli 1656 aldaar voltrokken. Uit het Gorcumsche trouwboek blijkt, dat daar 21 Augustus 1672 een compagnie van kolonel van Dam 2) lag. 2) Volgens Sypestein was dit vermoedelijk Floris van Dam. (Me- dedeeling v. h. Krijgsgeschiedkundig Archief van den Generalen Staf).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 195