DE HOFSTEDE GRUYSBEECK TE RIJSWIJK 180 2) Zie hierover uitvoerig. Een oud-Egmondsch leen in Rijs wijk (Z.H.) van schrijfster dezes in Egmondiana 1941 afl. 3. in den hove van Hollandt” van Maria van Wassenaar. 27 Juni 1541 vergeeft Jacob graaf de Ligne Heer van Wassenaar dit recht aan Mr. Gysbrecht Brunt als voogd van Henrich Reyersz Brunt. 27 April 1552 verkrijgt het Vrerik Reyersz Brunt, die op een kaart van de Burgh van 1580 nog voorkomt als Oostelijk belender. Het volgende stuk van het niet meer geheel volle dige archief is van 18 Mei 1679, waarbij op verzoek van Cornelis van Bam, Heer van Vryenhoeve, diens zoon Floris van Bam dit zwanenrecht verkrijgt voor „zyn huis en woning genaemt Gruysbeeck”. Voor het eerst komt die naam dan in het archief voor. Bij de toe kenning wordt vermeld, dat het recht „na eenige jaren van wanverzoek verstorven” was geweest. Van 16 Aug. 1687 is de verklaring voor schepenen, waarbij de hofstede uit den boedel van wijlen Cornelis van Bam door Jhr. Floris van Bam verkocht wordt aan Pieter Carel de Bils, Heer van Coppendamme, gecommitteerde van Zeeland en daar Raad ter admiraliteit. Gruysbeeck heet in die akte, „een schoone aanzienlyke hofstede". Het eigenlijke goed was slechts ongeveer 6J^ morgen groot, maar had in achterleen van den Burgh 12 morgen land, die de Staten van Holland geannexeerd hadden uit de goederen der abdij van Egmond 2). Nog lag achter de hofstede 23 morgen 15 roe „strekkende tot over het Hoefpadt (de hoefkade) en deels in den Noortpolder, deels in den Susterpolder onder Haagambacht gelegen”. Dit stuk grond had de Heer van Coppendamme gekocht voor schepenen van Den Haag. Als belenders worden genoemd: ten Oosten Herpert

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 204