DE HEILIGE GEESTMEESTERS 11 het hofje 14 Augus- van houden de klacht van den geneesheer van Dr. C. H. van Velzen (waarvan de notulen van tus 1801 melding maken), dat hem zijn tractement 25.’s jaars sedert 1795 niet is uitbetaald. Toen op 27 April 1809 alle subsidien, zooals oortjens- of rantsoengelden voor armbesturen werden afgeschaft, werd de toestand natuurlijk niet beter en werd voorgesteld in de vergadering van het college van regenten, dat ieder der regenten een plan zou ontwerpen om de hierdoor ontstane schade te voorkomen. Op de vergadering van 19 Juni 1809 werd zulk een plan aangenomen, waarbij onder meer werd besloten om voortaan den tuin van het hofje te verhuren en de gemaakte overeenkomsten tot onderhoud daarvan op de voordeeligste wijze af te koopen. Óp den 12den van Lentemaand 1810 bleek door het niet binnenkomen der renten de kas niet meer voldoende te zijn om daaruit de wekelijksche nog veel minder om daaruit de andere betalingen te doen en besloot men om na bekomen authorisatie eenige landerijen te verkoopen ten einde zich op deze wijze kasgeld te verschaffen. In 1812 besloten regenten om ter bezuinging de salaris sen van binnenvader en -moeder, administrateur, dokter en chirurgijn te verlagen, om de uitkeeringen van turf, linnen, muilengeld en broodjes geheel af te schaffen en de wekelijksche uitkeeringen aan de bewoonsters van het hofje, die toenmaals reeds op 24 stuivers waren terug gebracht, tot 1per week te verminderen, terwijl nieuwe bewoonsters in het geheel geen uitkeering meer zouden genieten, doch alleen zouden hebben het recht van vrije woning. Een kleine verbetering scheen in het jaar 1818 aan wezig te zijn, want er werd besloten om de uitkeeringen uit het legaat Valera (dat bestond uit de opbrengst van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 21