DE HEILIGE GEESTMEESTERS
15
alleen voor nieuwe bewoonsters werd voortaan het „recht
van incomste” tot 250.— verhoogd. In Januari 1936 had
de feestelijke heropening in tegenwoordigheid van den
Burgemeester van ’s-Gravenhage en andere autoriteiten
plaats.
In het bovenverhandelde hield ik mij voornamelijk bezig
met den oeconomischen toestand van de Stichting, welke,
zooals blijkt, veelal samenhing met dien van stad en lande,
doch ook de politieke wijzigingen van 's lands beheer
gingen niet geheel ongemerkt aan de stichting voorbij.
Werden vóór de kerkhervorming de Heilige Geest-
meesters door de municipaliteit tezamen met den pastoor
van de parochie benoemd, na de reformatie verviel als
van zelf de medewerking van den pastoor, maar kwam
de aanstelling aan den Stadhouder of de Staten van Hol
land, wanneer geen Stadhouder aanwezig was. Later heeft
de Haagsche overheid deze taak weer overgenomen en
thans krijgen de regenten van het Heilige Geesthofje hun
aanstelling van den Raad der Gemeente ’s-Gravenhage.
Op de rekeningen van 1704 tot en met 1716, voor zoover
aanwezig, staat uitdrukkelijk vermeld, dat deze door den
rentmeester aan de regenten worden afgelegd in tegen
woordigheid van burgemeesteren van den Hage, waaruit
natuurlijk niet mag worden afgeleid, dat te voren en
daarna ook al ontbreekt een dusdanige aanteekening
zulks anders zou zijn geschied. Immers de rekeningen van
1812 tot en met 1849, voor zoover aanwezig, vermelden
alle weer, dat zij door de gemeentelijke overheid zijn
opgenomen, welke zich daarvoor, gelijk meermalen uit de
notulen der regentenvergaderingen blijkt, na ontvangen
uitnoodiging naar het hofje begaf. Sedert 1849 vindt men
op de rekeningen alleen vermeld, dat zij door den rent
meester zijn opgemaakt en door de regenten zijn goed
gekeurd. Het treft wel, dat die opneming der rekening