DE HEILIGE GEESTMEESTERS 18 opnemen der rekening heeft kennisgenomen van een brief mededeelt, dat bij hem een schuldbrief schuld groot 1000. was zoek geraakt, Vermoedelijk was en verantwoording want op dienzelfden dag kwam leveranciers en werkbazen, welke de toenmalige orde van zaken niet waren toegedaan, door andere waardige vader landers te vervangen. Met die nieuwe orde van zaken houdt zeker ook ver band, dat in de onderlinge briefwisseling de regenten elkander steeds als „burgers” betitelen, en dat in de gedrukte formulieren van het hofje overal waar gedrukt stond „heeren regenten” telkens zeer zorgvuldig het woord „heeren” werd doorgehaald. Misschien dat de regenten, althans enkelen hunner, nu ook meenden, dat zij zich niet meer als heeren hadden te gedragen, want uit een brief van regenten aan den Raad der Gemeente d.d. Februari 1803 blijkt, dat zij den Raad vragen om de noodige voor zieningen te treffen, aangezien de regent Lemaïtre, die als jongste regent tevens rentmeester was en verschillende papieren van waarde het Godshuis betreffende onder zich had, was gevlucht. In de notulen der regentenver gadering werden meer in het bijzonder huurrenten en coupons als door regent Lemaïtre achtergehouden ver meld. Ook geven te denken de handelingen en gedragingen van den regent B. Keyzer, die op 29 April 1801 aan zijn mederegenten schreef „dat hij niet op de vergadering kon komen, omdat hij zijn schoenen niet kon aantrekken”, welke verontschuldiging voor zijn wegblijven eenigszins in twijfel mag worden getrokken, omdat hij in denzelfden brief van de nationale aan de stichting toebehoorende waarvoor hij cautiestelling aanbood, de vergadering bestemd om rekening aan het Gemeentebestuur af te leggen, i er een resolutie van het Haagsche Gemeentebestuur, waaruit blijkt, dat dit bij het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 28