i
34 OVER EEN KLERKENFAMILIE UIT DE 18DE EEUW
sera ie meilleur”, en verder: „Si le Prince donne son con-
sentement pour Tinne je serai bien aise.”
De Stadhouder Willem V en zijn adviseur de Hertog
van Brunswijk bemoeiden zich dus met de benoemingen
van hunne Griffie-ambtenaren door de Staten-Generaal,
al geschiedden deze benoemingen in overleg met den
Griffier.
Op 18 September 1770 volgde de benoeming, en werd
den benoemde een Commissie gedepêcheerd, waarin wordt
gezegd, dat hij aan niemand acces of toegang tot de
Griffie mag verleenen dan aan de Gedeputeerden, de
Griffiers, den Agent en de gewone klerken en dat hij
Kamerbewaarders, Boden, Sollicitanten enz. daarbuiten
moet houden. Het besproken ambt, in de wandeling
Kamerbewaarder ook wel Deurwaarder van de Griffie
of Opwachter voor de deuren van de Griffie genoemd,
is hierdoor niet volledig gedefinieerd. De titularis had
bovendien, gelijk ik reeds aanduidde, de taak het archief
in orde te houden, en bij het zoeken naar de retro-acta
behulpzaam te zijn. Bovendien was het de gewoonte, dat
hij voor en in de ziele van talrijke ambtenaren, die door
de Staten-Generaal beëedigd moesten worden, bij procu
ratie den eed aflegde. Wel verschillend van de practijk
in den tegenwoordigen tijd, waar de te beëedigen persoon
altijd zelf den eed aflegt, en wanneer dat noodig en toe
gelaten is, de bevoegdheid om den eed af te nemen ge
delegeerd wordt. De Kamerbewaarder had een vertrek
te zijner beschikking in de nabijheid van de Griffielokalen
op het Binnenhof.
In de aangehaalde Commissie ziet men verschillende
ambtenaren der Staten-Generaal genoemd. Ik wil daarom
iets zeggen over de Griffie van dit college.
Er waren vier chefs van dienst.
Allereerst was er de Griffier zelf. Deze had de alge-