OVER EEN KLERKENFAMILIE UIT DE 18*® EEUW 47 Philips Frederik Tinne Jr., koopman op de West. Zoo- als wij op de vorige bladzijde gezien hebben, werd de tweede zoon van Johan Abraham Tinne, Philips Frederik Tinne Jr., in 1791 secretaris van onzen gezant te Londen. Zijn oom, de Directeur van Correspondentie en Solliciteur van onze gezanten Philips Frederik Tinne Sr. had hem dit bezorgd. Het was een interessante introductie in de wereld. De jonge secretaris had evenwel te kampen met twee moeilijkheden: hij was van nature verlegen en hij kon zich financieel niet gemakkelijk bewegen, daar zijn vader groote lasten had. Het werk bestond uit het gewone secretariswerk, het bijhouden van registers en brieven boeken, het in orde houden van papieren. Een paar keer werd hij, toen zijn chef met verlof was, achtergelaten als chargé d’affaires, maar natuurlijk werd den jongen man, die eigenlijk niet veel opleiding had genoten, niet het gewichtigste toevertrouwd. Eind 1793 werd hij terugge roepen. De Raadpensionaris van de Spiegel wilde een nieuwen secretaris hebben, daar Matthijs Tinne als Ont- Tinne genoemd. Zooals de Fagels van broeder op broeder, van vader op zoon, van oom op neef, van grootvader op kleinzoon honderd vijf en twintig jaar het Griffiersambt van de Staten-Generaal waarnamen, zoo waren de Tinnes in dien tijd meer dan honderd jaren lang hun getrouwe klerken. Zij hadden bepaaldelijk een drukken werkkring, behoorden tot een weinig talrijk corps van ambtenaren en genoten flinke verdiensten, in tegenstelling tot wat in later tijd in dit opzicht van administratieve ambtenaren gedacht werd. Maar er is een epiloog aan deze familie geschiedenis, die nu andere wegen gaat, die evenwel voor een tweetal lieden weer naar onze stad leiden. Over dezen wil ik nu spreken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 60