OVER EEN KLERKENFAMILIE UIT DE 18DE EEUW 49
ten laste van zijn vader en liep met zijn ziel onder zijn
arm rond. De vooruitzichten in den Staatsdienst waren
verdwenen.
Matthijs Tinne, die met zijn nichtje, een zuster van
Philips Jr. getrouwd was, schreef uit Demerary, dat hij
zijn neef en zwager gaarne aan een werkkring daar kon
en wilde helpen. De jonge Philips nam dit gaarne aan en
vertrok in de lente van 1796 geholpen met een leening
van enkele honderden guldens door een vriend van zijn
vader naar Demerary.
Hij kwam daar aan, toen de kolonie even te voren aan
de Engelschen was overgegeven. De laatste Hollandsche
gouverneur, de Curacjaoënaar Mr. A. Beaujon, werd door
het Engelsche gouvernement gehandhaafd, evenals het
personeel der Hollandsche ambtenaren. Philips Tinne Jr.
begon als beëedigd vertaler bij het Hof van Politie, en
klom in enkele jaren op tot secretaris ad interim van de
kolonie. Deze post bracht notarieele werkzaamheden
mede, die hem heel wat hoofdbrekens kostten. Zoo was
het in onze Westindische koloniën. De secretaris had
notarieele bevoegdheden, en zoo zijn b.v. de secretarieele
acten van Suriname nog een rijke bron van informatie,
zooals het notarieel archief in het moederland. De gouver
neur Beaujon was heel aardig voor den secretaris en bracht
hem, die daar in het geheel niet voor opgeleid was, een
heel eind op weg.
Na het korte Bataafsche tusschenbewind 18024803
ingevolge den vrede van Amiens, kwam de heer Beaujon
als Engelsch gouverneur terug. Maar verder werd de
kolonie ook in bestuursaangelegenheden langzamerhand
verengelscht. Er waren ook heel veel Engelschen van het
begin der kolonie, omstreeks 1750 af, daar gevestigd,
die met hun slavenmachten de hier en daar langzamerhand
uitgeputte gronden op de Britsche kleine Antilles hadden
4