50 OVER EEN KLERKENFAMILIE UIT DE 18DE EEUW verlaten, en in Demerary nieuwe plantages in cultuur hadden gebracht. Deze Engelsche invloed was zoo sterk, dat al in 1792 de locale Essequebo en Demerarische Courant in een Hollandschen en in een Engelschen tekst verscheen. Ongeveer de helft van de plantages waar toen koffie en katoen verbouwd werd droeg destijds Engelsche namen. Thans in 1804 werd bovendien naar de toenmalige Britsche gewoonte de heer J. A. Sullivan, een bloedver want van een der Engelsche ministers, tot Secretaris en Ontvanger van Demerary aangesteld, voor wien deze ambten een sinecure waren. Op aanbeveling van den gouverneur Beaujon benoemde de heer Sullivan Philips Tinne }r. tot zijn vertegenwoordiger tegen een vergoeding van 1800.per jaar. De emolumenten brachten min stens wel het dubbele op. In ditzelfde jaar 1804 kocht Philips Tinne Jr. tezamen met eenige anderen eene kleine koffieplantage van 250 akkers. De normale grootte van een Demerarische plantage was destijds 500 akkers. Een akker in Nederlandsch West-Indië is ongeveer een halve hectare. In 1805 overleed de heer Beaujon. In dit jaar maakte Philips Tinne Jr. kennis met Anna Rose, een meisje uit een Schotsche Jacobietische familie, dat in de kolonie bij bloedverwanten, Demerarische planters, op bezoek was. In Maart 1806 zijn de jongelui getrouwd. De jonge man, welhaast vader van twee jongens, begon financieel flink vooruit te gaan. In 1812, toen het contract met den heer Sullivan afliep, legde hij zijn posten neer. Hij ging naar Schotland, waar zijn jonge gezin al ver toefde, en kon Holland niet bereiken door den Napoleon- tischen oorlog. Hij verveelde zich. Hij kwam in aanraking met een Glasgowschen Westindiamerchant, den heer James Mc. Inroy, die zijn zaken op Demerary wilde uit breiden en voor wien Ph. Tinne’s locale kennis in dit opzicht nuttig was. Het resultaat der besprekingen en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 63