EEN HISTORISCH PLEKJE 72 H Veegens’ Historische Studiën, deel II, p. 182. 2) Jaarboekje „Die Haghe" 1910, p. 21, 89. paume”, maar ook kwamen er tijdens de kermis verschil lende troepen comedianten spelen, die voorstellingen gaven welke werden bijgewoond door de Stadhouders en de leden der Hofhouding. Vooral Willem II had veel op met het tooneel. Niet alleen richtte hij een fransch tooneel op, maar hij was aan het tooneelvermaak uitermate verslaafd. Meer dan één tijdgenoot klaagt daarover. De toenmalige Fransche Gezant de la Thuylerie schreef, dat als hij met den Prins over staatszaken te handelen had, het bijna onmogelijk was gehoor bij hem te verkrijgen, zoodat hij wel ge dwongen was hem op de jacht, in de schouwburg of in de kaatsbaan te overvallen i). Na den dood van Willem II in 1650 werden alle too- neelvoorstellingen verboden, welk verbod zeven jaar duurde. Tot niet geringe vreugde der Haagsche aanzien lijken en van de daar gevestigde vreemdelingen, ver leende het Hof van Holland in het najaar van 1657 aan een troep fransche tooneelspelers verlof om gedurende den volgenden winter te ’s-Gravenhage voorstellingen te geven. De kaatsbaan werd weer in gereedheid ge bracht. Op 21 April 1661 besteedde Deny Lavoy, comediant van Sijn Churfurstelicke Doorluchtigheyt van Ceulen, bij den timmerman Hendrick van Erp 345 voor het „maecken van een tiatrum in de caetsbaen”, zooals hij er een in 1660 gemaakt had 2). Drie jaar later krijgt Arie Janssen Rotteveel, hout- cooper en mr. timmerman, volgens notarieele acte van 22 April 1664 van een troep comedianten van Made moiselle d’Orleans opdracht om een „volmaeckt theater”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 88