NOGMAALS DE WASSENAARSCHE
90
J
■t
.1
934, f. 40 v.
1) Arch. Staten van Holland vóór 1572, no.
2) Arch. Van dorp, A.R.A. Den Haag.
slaande opmerkingen komen nu de in den aanhef bedoelde
gegevens aan de beurt.
In het kohier van den tienden penning van 1557, han
delende over de beide Escampen, Eikenduinen en Seg-
broek 1komt na een opsomming van de tienden de vol
gende post voor: „Den rentmr. van mijn heere van Was-
senr Jacob de Jonge noch de pachters en hebben de veen-
pachten nyet aengebracht”. De erkenning van het bestaan
van die veenpachten binnen Haagambacht zou men niet
in de eerste plaats verwacht hebben in het kohier van het
westambacht, maar wel in dat van het oostambacht, hoe
wel juist daarin een dergelijke post of opmerking ont
breekt. Men mag aannemen, dat de meedeeling derhalve
voor Haagambacht in zijn geheel te gelden heeft of dat
zij, geschreven als zij is met afwijkende hand en blijkbaar
later toegevoegd, toevallig in een verkeerde afdeeling van
het kohier terecht gekomen is.
Een merkwaardige uitlating ten aanzien van de Wasse-
naarsche veenpacht kwam ik tegen in een stuk van 1599.
Men zou meenen er uit te mogen opmaken, dat deze tijns
met voormalige hoorigheid van den grond samenhing. Er
wordt althans duidelijk in uitgesproken, dat hij met her
welgeborenschap onvereenigbaar geacht werd. De be
wuste uitlating staat als randopmerking geschreven op een
stuk van 6/3/1599 over liquidatie van de pacht tusschen
jhr. Aernt van Dorp als eigenaar en Aernt Willemsz. van
Tetroe als pachter over de jaren 1595—1598 van de
woning en landen, gelegen „benoorden Hagerhout”, de
buitenplaats Arentsdorp. 2In dat stuk is als nog door
den pachter onvoldaan onder meer het navolgende „point”
vermeld: „Alsnoch de veenpacht ’s heeren van Wassenaar