VEENPACHT IN HAAGAMBACHT
95
voor de tweede oorkonde de vraag te
waar de 12 morgen te plaatsen zijn. Be
noorden Den Haag sluit volgens de gebruikelijke termino
logie van dien en lateren tijd het westambacht uit. Ten
noorden belend door de wildernis houdt omstreeks het
midden van de 15de eeuw in, dat het grondstuk onmogelijk
gezocht kan worden ten zuiden van de Oude Watering en
de Veenwatering. Er schiet derhalve slechts de mogelijk
heid over het onder te brengen ten noorden van de ge
noemde wateringen. Nu weten we verder, dat de hof
boeken ons voor de streek benoorden die wateringen
volkomen in den steek laten op de zeer enkele eigenaars in
het Claas Robbrechtszoons land na. Het kan dus geen
verwondering baren, dat we de belenders noch de na
zaten van Philps in de hofboeken terecht kunnen brengen
Philps Capoen in het eene, na Philps Reymbrantsz. in het
andere geval nog twee opvolgers op beide acten genoteerd
konden worden en in beide gevallen droegen zij de zelfde
namen. Als tweede overweging laat ik gelden, dat de
plaatsing der beide acten aan weerskanten van de zelfde
folio in het cartularium van het Gasthuis een woordje kan
meespreken om de acten als op het zelfde terrein betrek
king hebbende te kenmerken. Immers de oorspronkelijke
oorkonden zijn dan waarschijnlijk aan elkaar gehecht of bij
elkaar gevoegd geweest en zoodoende onmiddellijk na
elkaar afgeschreven. Het zou anders wel zuiver toeval
geweest zijn, als juist deze twee stukken op de zelfde folio
bij elkaar geraakt waren, rekening gehouden met het in
het cartularium gevolgde stelsel van inschrijving der
acten. Op grond mede van deze overwegingen acht ik het
niet te boud gesproken, wanneer ik beweer, dat men in
Philps Capoen en Philps Reymbrantsz. een en den zelfden
persoon of op zijn minst genomen in het land van 1397 dat
van 1444 mag zien.
We hebben nu
beantwoorden,