NOGMAALS DE WASSENAARSCHE
100
BIJLAGE I.
Arch. St. Nicolaasgasthuis in Den Haag, no. 260 (reg.
no. 21
Afschrift in no. 94, f. 24.
Wi scepen inden Hage doen cont allen luden dat voer
ons quam Robbrecht Machtelt Foykijns zoen ende ver-
liede sculdich te wesen Doedetgen Pieter Ghenen zoen
of den houder van desen brieue een pont hollns tsiaers
ewelic staende ghelt daer men wijn ende broet ome coept
te betalen alle jaer tot Voerscoeter marct ende tot Valken-
burch marct als men lanthuer pleecht te betalen welke
renten hi hem versekert op twalef morghen lants luttel min
of meer welc lant ghelegen is tscheuenighe ende heeft be-
leghen op dat noerteynde ons liefs heren dwn op die oest-
side Dire Jacobs zoen op dat zwteynde Philips Pieter-
mans zoens erfnaem op die westside Gherijt Deym ende
dit voers. erue dat heeft Robbrecht voers. ghehuert in erf-
hueren tieghen Doedetgen voers. om die voers. renten
ende tot desen voers. renten soe sal Robbr. voers. des
cum voor, omdat er de verplichting tot betaling van het
Wass, hoendergeld voor land in Haagambacht uitdruk
kelijk in vastgesteld wordt. De overeenkomst betreft twee
morgen land in het ambacht van Den Haag en is getee-
kend op 15 Januari 1584. De toenmalige eigenaar was
Rombout Willemsz. Busschaert, die later dit land aan
Arent van Dorp verkocht. Een van de bepalingen der
overeenkomst van 1584 luidde, dat de pachter Zier Jansz.
elk jaar in handen van den rentmeester van den heer van
Wassenaar al zulk hoendergeld zal betalen als voor
noemde heer daarop sprekende heeft. Den volledigen
tekst vindt men in bijlage III.