HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
4
Koning
zeer vele
Frankfort, die in 1850 met de verzameling van
Willem II werd verkocht, maar het verlies van
andere stukken wordt eenerzijds eenigszins beperkt door
het feit, dat bijv, niet minder dan 55 stukken uit Haagsch
particulier bezit in het Mauritshuis zijn terecht gekomen
en dat belangrijke verzamelingen in haar geheel thans als
openbare Haagsche collecties bezit van ons allen gewor
den zijn: Meermanno Westreenianum, Mesdag, Bredius,
terwijl de collectie Van der Burgh van Delftsch aardewerk
en de Muziekhistorische collectie Scheurleer in haar ge
heel zijn opgenomen in het gemeentelijk museumbezit.
Andere verzamelingen zijn wel niet in Den Haag ge
bleven, maar althans elders tot openbaar bezit geworden:
men denke aan de collectie van Heteren, thans in het
Rijksmuseum, van Randwijck eveneens thans in het Rijks-
museum, de collectie Hofstede de Groot, thans in Gro
ningen, de Archeologische collectie Scheurleer, thans in
Amsterdam, de collectie Kröller-Müller, thans in Hoen-
derloo.
Maar inderdaad de meeste stukken zijn her en der
waarts verspreid, voor zoover zij waarlijk bijzonder waren,
gaandeweg in de musea van de oude of de nieuwe wereld
terechtgekomen. Zij vormen daar voor elk der elkaar vol
gende geslachten steeds weer de kernen, waaraan deze
hun liefde en bewondering voor de Nederlandsche kunst
voelen ontstaan en groeien. Zij zijn de propagandisten
voor het zeer eigenaardige, dat wij kennen en beschou
wen als de eigen Nederlandsche cultuur. Die talrijke groe
pen van Nederlandsche kunstwerken doen voor de waar-
deering van ons land en onzen landaard méér dan uitvoe
rige betoogen bereiken kunnen. En hun geleidelijk ver
dwijnen uit Den Haag heeft bovendien telkens weder tot
nieuw verzamelen aangezet. Koopen, bezitten, verkoopen
van werken van kunst lijkt een menschelijke behoefte. Ik