I
HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
5
kennis
en be-
zeg niet een deugd, want ik durf niet ontkennen, dat er
bij die verzamelzucht niet weleens verkeerde, of althans
minder edele instincten medewerken; alle begeerigheid,
alle drift tot bezit bergt in zich een kiem van zelfzucht,
bergt ook het gevaar voor hebzucht met al zijn gevolgen.
Maar ik zeg ook zeker niet ondeugd", want in dit ver
zamelen en bijeenbrengen van voortbrengselen van kunst
en schoonheid ligt toch ook altijd een element van ont
vankelijkheid, van bewogenheid en ontroering. Ik denk
aan een der grootste geesten van ons menschengeslacht
en zie Goethe gebogen over zijn geliefde prentverzame
ling, waarvoor hij eindelijk een voortreffelijken afdruk ver
worven heeft van Maria’s Afscheid gegraveerd door
Schongauer en ik breng in herinnering zijn verzuchting
van vele jaren tevoren, dat hij bij het zien van zulk een
afdruk ,,dergestallt ergriffen war, dasz er die Begierde
das gleiche zu besitzen und den Anblick immer wieder-
holen zu können, nicht wieder loswerden konnte”.
Iets van dit edele gevoel is bij eiken verzamelaar; de
besten van het genus hoeden en ontwikkelen het tot een
immer levende, licht en warmte gevende vlam, die ook
niet meer alléén voor eigen heil en genot schijnt, maar
zijn zegeningen verspreidt in wijden kring; maar ook de
gierige, ook de ijdele, ook de speculeerende verzamelaar,
die in de oogen van velen aan de waardeering voor de
tenslotte zeker nuttige en noodzakelijke menschensoort
afbreuk doet, is in den diepsten grond toch ook hierdoor
aangeraakt en niet weinige zijn de voorbeelden, dat ten-
tenslotte dóór alles heen de ware schoonheidsliefde nog
overwint en haar beschavenden, veredelenden invloed
blijkt uit te oefenen.
Laat ik het eerlijk bekennen; nu en dan kan het be
droeven, dat een verzameling, welke met zorg en
is opgebouwd, te gronde gaat of dat een geliefd