LUGDUNUM BATAVORUM
127
U G. Poisson, Les Aryens (Paris, 1934), biz. 187-190 en de
aldaar aangehaalde schrijvers; S. Pelloutier, Histoire des Celtes II
(Paris, 1771), biz. 248 vermeldt het herfstjaarbegin der Bajuvarii.
Cf. Nilsson, Prim, time-reckoning (1920), biz. 95. Over de recente
vondst van een bronzen zwaard van „Keltischen” vorm in ons land,
zie C. W. Vollgraff en A. Roes, Nieuwe oudheidkundige vondsten
uit Lobith (Mededeelingen der Ned. Akademie van Wetenschappen,
afd. Letterkunde, nieuwe reeks V, 6, Amsterdam, 1942), blz. 1-15.
was. Wanneer wij elders in Europa naar parallellen zoe
ken, vinden wij een dergelijk jaarbegin, afgezien van
Engeland, bij mijn weten alleen bij de Bajuvarii, de in de
5de of 6de eeuw n. Chr. opduikende voorvaderen van de
tegenwoordige Beieren, en een hiermee nagenoeg over
eenkomstig nieuwjaar in Griekenland. De Bajuvarii zijn
belangrijk, in de eerste plaats, omdat hun woongebied
ons brengt nabij de bakermat van de Hallstatt- of eerste
IJzertijd-Kelten, en in de tweede plaats, omdat daar ook
het stamland ligt van het tumulusvolk met de bronzen
zwaarden, door Poisson en anderen als de Proto- of
Oerkelten beschouwd i), die wij ter onderscheiding van
de latere Kelten liever Bronstijd-Kelten zouden willen
noemen. Het bestek van deze studie laat ons helaas niet
toe, op deze kwestie en het daarmede samenhangende
probleem der Keltische expansie over West-Europa ver
der in te gaan. Voor het doel, dat wij nastreven, hebben
wij trouwens meer aan een vergelijking met Griekenland,
omdat wij betreffende het Grieksche jaarbegin over uit
voeriger gegevens beschikken.
De Atheners en de bewoners van Delos, Delphi en
Epidauros begonnen het jaar met de maand Hekatom-
baion (te Delphi Apellaios en in Epidauros Azosios ge
naamd), correspondeerende met het tijdperk van onge
veer half Juli tot half Augustus van onze tijdrekening.
In Argos, Thessalië (Halos), Macedonië en op Rhodos