LUGDUNUM BATAVORUM 128 Zie E. Bickermann, Chronologie (A. Gercke en E. Norden, Einleitung in die Altertumswissenschaft III: 5, Leipzig-Berlin, 1933), biz. 6; F. K. Ginzel, Handbuch der math, und techn. Chronologie II (Leipzig, 1911), biz. 335 en 346-347; P. Raingeard, Hermès psycha- gogue. Essai sur les origines du culte d'Hermès, diss. Parijs (Rennes, 1934), biz. 455 en A. Mommsen, Heortologie. Antiquarische Unter- suchungen iiber die stadtischen Feste der Athener (Leipzig, 1864), biz. 103. 2) Zie Schrader-Nehring, Reallexikon der indogerm. Altertums- kunde (1917-792), biz. 528. daarentegen begon men het jaar met de maand, overeen komende met den tijd van half October tot half Novem ber. Ook hier zien wij dus naast elkaar het jaarbegin in de warmste periode van het jaar, vrijwel samenvallende met de opkomst van de Hondsster (in 431 v. Chr. viel deze te Athene volgens moderne berekening tusschen 27 en 31 Juli; latere Grieksche schrijvers geven hiervoor 21 en 23 Juli) en het jaarbegin omstreeks half October, als de oogst beëindigd is, de najaarsstormen zich verhef fen en de eerste koude intreedt x)Beide wijzen van jaar telling staan geheel los van het zonnejaar, waarop onze sterrekundige indeeling van de jaargetijden gebaseerd is met haar vier jaarpunten: lente- en herfstnachtevening (21 Maart en 23 September) en zomer- en winterzonne wende (21 Juni en 21 December), welke indeeling, zooals Tille indertijd heeft aangetoond, niet in het Germaansche heidendom wortelt, maar eerst door de invoering van den Romeinschen Juliaanschen) kalender ontstaan is 2) Evenals de Ieren kenden de Grieken oorspronkelijk alleen een indeeling van het door den terugkeer van hetzelfde jaargetijde gevormde jaar in zomer en winter. Zelfs de bekende geschiedschrijver Thukydides (460-400 v. Chr.) vertelt de gebeurtenissen nog naar het in winter

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 148