LUGDUNUM BATAVORUM
134
”t van Raingeard
uitmuntende uiteen-
x) Bickel, t.a.p., biz. 12.
2) Het hierboven op biz. 128, n. 1 gecit. proefschrift
over Hermès psychagogue geeft hiervan een uitmu
zetting.
3) Zie F. J. M. de Waele, The magie staf or rod (Gent, 1927),
blz. 50. Voor de wijding van een maansikkel aan Hermes, zie A. Wil
helm, Beitrage zur griechischen Inschriftenkunde (1909), blz. 90.
4) Pharsalia I, 445-446. Mogelijk was deze druïdendienst (zie
Plinius, Nat. Hist., XVI, 44) iets in den geest van de mysteriën
van Samothrace, waarin het ware karakter van Hermes heette te
worden geopenbaard.
god geworden, nadat sedert de 3de eeuw v. Chr. de
vermenging van Grieksche en Oostersche beschaving
in het Hellenisme de versmelting van Hermes, het Griek
sche prototype van Mercurius, met den Egyptischen god
van de wijsheid Thout, in oorsprong een maangod, be
werkstelligd had J Wanneer men de ontwikkeling van
Hermes nagaat, dan is daarin een opwaartsch streven te
bespeuren van een phallischen steengod, beschermgeest
van graven en zielengeleider, en als aanvoerder van het
doodenheer ook stormdemon, naar een nachtelijken
hemelgod 2), wiens kenmerkend embleem de caduceus
was, bestaande in zijn primitiefsten vorm uit een hoorn-
dragenden (halve maan?) staf 3). Dezen god, dien zij
van de Grieken hadden overgenomen, meenden de Ro
meinen bij hun komst in Gallië, mede door zijn functie
als Hermes Logios, terug te vinden in den mysterieuzen
god van den Gallischen druïdendienst, vereerd op nach
telijke bijeenkomsten in heilige wouden, waar blijkens
de beschrijving, welke de Romeinsche dichter Luca-
nus daarvan geeft, het duistere en gruwzame element
overheerschte 4). Naar zijn aard hoorde een dergelijke
god wel thuis bij een feest in een aan den nacht gelijk
waardig jaargetijde als den winter vandaar, dat in
de verschillende Grieksche staten de naar Hermes ge-