LUGDUNUM BATAVORUM 137 M. Rostovtzeff, Augustus (Mitt, des deutschen archaeol. Insti- tuts, Röm. Abteilung XXXVIII/XXXIX, Rom, 1923-’24, biz. 281- 299). 2) H. Wagenvoort, Augustus (Amsterdam, 1931), biz. 63. 76. 3) Zie M. P. Nilsson, Griechische Feste von religiöser Bedeutung mit Ausschlusz der Attischen (Leipzig, 1906), biz. 97 e.v.; vgl. zelfde schrijver, Geschichte der griechischen Religion I (München, 1941), biz. 507 e.v. Voor (poiflo? in de dubbele beteekenis van xa&aQO? enka/ujiQÓg zie Cornutus, Theologiae graecae compendium, 32 (ed. C. Lang, Lipsiae, 1881, biz. 66, 18-19). 4) R. D. Miller, The origin and original nature of Apollo (Diss. Philadelphia, 1939) acht het epitheton AXe^ixaxo;, „afweerder van kwaad”, de primaire functie van Apollo weer te geven. Julia” i)Persoonlijk achtte hij zich een speciale bescher meling van Apollo, terwijl de gedachte hem niet vreemd was, dat hij diens aardsche plaatsvervanger was. Een door de voorzienigheid gezonden heiland, zoo zag ook menigeen Augustus, die Rome eindelijk vrede bracht 2). In dit licht beschouwd, wordt het duidelijk, wat voor een inheemschen god het geweest kan zijn, wiens plaats Augustus te Lyon vermoedelijk heeft ingenomen. Ónder de Gallische góden, door Caesar vermeld, treffen wij een met Apollo gelijkgestelde godheid aan, van wie gezegd wordt, dat zij ziekten afweerde. Reeds bij Homerus zien wij Apollo als heelmeester optreden. Het epitheton <Z>o7/?oc, dat hij in de Homerische gedichten draagt, beteekent zoowel reiniger als de glanzende. Het laatste slaat op zijn lichtgodkarakter, het eerste op zijn heelmeestersgaven, omdat volgens de primitieve opvatting de ziekte een ver ontreiniging van het lichaam was, die moest worden afge- wasschen 3). Door uitbreiding van het begrip der phy- sieke reiniging op de verdelging van landplagen en ten slotte op moreel gebied is Apollo als god der reinheid langzamerhand de afweerder van onheilen en heilbrenger of verzoenende godheid bij uitnemendheid geworden 4).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 157