i
HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
9
meen een andere tijd aangebroken. Wij mogen aannemen,
dat deze vooral bestond bij de renaissancistisch en huma
nistisch gezinde groep, die onder de Haagsche upper-ten
van de eerste helft der eeuw moet te vinden geweest zijn.
De vrij talrijke leden der noblesse de robe, die er sedert
de reorganisatie van het Hof van Holland, vooral uit
Zuid-Nederlandsche dienaren van Karel V gevestigd
was, behoorden daar toe. Men denke aan Nicolaas
Everhardi en zijn drie zoons, die zich met Latijnsche
namen sierden en van wie Janus Secundus de dichter, die
ook penningen maakte, de meest bekende is.
De kunstwerken, die zij bewonderden, waren echter
vooral boeken. De beeldende kunsten volgden in de
tweede plaats. Of in den Haag verzameld werd, weten
wij niet. Het zou iets geweest zijn voor dien Gerrit van
Assendelft, die zich zooveel moeite gaf voor het her
stellen der geschilderde ramen in de Groote Kerk tus-
schen 1539 en 1550 en die voor zich en zijn vrouw een
graftombe liet beeldhouwen waarvan de resten nog in
de Groote Kerk bewaard worden. Maar de tijden waren
er spoedig niet meer naar en eerst na 1580 komt er
langzamerhand genoeg rust om een wederopleving van
kunstzin en verzamelbehoefte te verwachten.
Wij missen gegevens over bepaalde verzamelingen in die
dagen. Maar ik zou ze zoeken bij mannen als Christiaen
Huygens, wiens denkbeelden over de opvoeding zijner
kinderen, ook die, welke hun inzicht moesten geven in de
waarde en beteekenis der kunst, nog onze bewondering
kunnen gaande maken. Voor hun leermeester had hij aan
zijn vriend Jacob de Gheijn gedacht, die zich echter daar
toe niet verbinden wilde. Aan De Gheijns vriendschap
en die met zijn zoon heeft Constantijn Huygens echter
in de volgende jaren voor zijn artistieke vorming veel
te danken. Het huis van De Gheijn, die vermogend was,