LUGDUNUM BATAVORUM 140 x) Corpus Inscript. Latinarum XIII: 1, 1318, vermeld in J. Toutain, Les cultes palens dans 1'empire romain I (Paris, 1907), biz. 124 en III (Paris, 1920), biz. 202. 2) Zie G. I. Kazarow, Das Heiligtum des thrakischen Heros bei Diinikli (Klio XXII, Leipzig, 1929, biz. 232-239). 3) Vgl. A. Roes, L’animal au signe solaire (Revue archéologique, 6e série, XII, Paris, 1938), biz. 164-165. 4) Ch. Renel, Les religions de la Gaule avant le Christianisme (Paris, 1906), biz. 208; A. Roes, Greek geometric art (Haarlem, 1933), biz. 69, fig. 57, 7 en Blanchet en Dieudonné, t.a.p., biz. 51, fig. 76. Ravenberg, zal heeten. Het valt niet moeilijk, in hem den priestervorst te herkennen. De zwijgende heerscher Atepomaros is niettemin voor ons van meer belang. Tot nu toe schijnt het aan de aandacht van de onderzoekers, die zich met de naamsverklaring van Lugdunum hebben beziggehouden, te zijn ontgaan, dat Atepomaros een Gallische bijnaam voor Apollo was. Te Mauvières (dep. Indre) is in 1895 een Gallo-Romeinsch altaar gevonden, blijkens de daarop aangebrachte inscriptie gewijd aan den vergoddelijkten keizer en aan Apollo Atepomarus1). Atepomaros vertaalt Holder met „zeer groot ruiter”. De voorstelling van het zonneros is een algemeen gangbare, die zich ook rondom den Griekschen Apollo manifesteert, doch misschien nergens zoo sterk op den voorgrond treedt als bij de Thraciërs, waar Apollo op monumenten her haaldelijk als ruitergod wordt afgebeeld 2). Tusschen de Thraciërs en de Galliërs bestaan talrijke punten van overeenkomst, waarvoor het nochtans hier niet de plaats is, er nader op in te gaan. Wij willen hier slechts wijzen op het veelvuldig voorkomen van het paard op Gallische munten, met andere zonnesymbolen 3). Vaak zit op den rug van het paard een vogel, die in enkele gevallen mis schien als raaf kan worden geïdentificeerd 4). Zooals

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 160