LUGDUNUM BATAVORUM 145 10 nomen1). Naast dezen dooden bewaker van den weg kenden de Grieken echter nog een andere, dien zij Apollo 'Ayvtevs (van ayvia weg, straat) noemden, en die voor de Romeinen, getuigen Virgilius, ook geen onbekende was 2). Het ware karakter van dien bewaker, vertegen woordiger van het licht- of levensprinciep, geeft de Stoïcijnsche wijsgeer Phurnutus of Cornutus treffend weer, waar hij zegt, dat voor hem (net als voor Hermes) langs de wegen zuilen worden opgericht, omdat hij deze verlicht en met licht vult, wanneer hij boven den horizon rijst 3). Dat bij de Galliërs een soortgelijk gebruik be stond, volgt uit het voorkomen van kleine aarden heuvels, slechts een paar meter hoog, mons Belleni genaamd, in de vroegmiddeleeuwsche toponymie langs oude wegen 4 Welk een belangrijke plaats de wegen innamen, reeds toen Gallië nog door eigen vorsten werd geregeerd, be wijzen de Leugae, de liggende steenen, de Gallische mijl palen en tevens de inheemsche lengtemaat, waarmede zelfs nog in den Romeinschen tijd van Lyon als beginpunt af de wegen waren afgepaald. Deze leugensteenen zijn tegelijk veelzeggende getuigen, dat in Gallië precies als in Griekenland een god van de steenen met den zonnegod het patronaat over de wegen heeft gedeeld. Naar analogie zouden wij dus bij Lugdunum Batavo- rum, dat blijkens de Peutingerkaart aan het eindpunt van twee belangrijke verkeerswegen lag, eveneens een hoogte Zie Raingeard, t.a.p., blz. 558. 9) Aeneas XII, vs. 405, aangehaald in Otto, t.a.p., blz. 118. 3) Cornutus, t.a.p., blz. 69, 9-11. Deze plaats wordt door Otto aangehaald. Volgens Dieuchidas von Megara (Muller, Frag. Hist. Graec. IV, blz. 388 e.v.) was het oprichten van Agyieus-zuilen een speciale Dorische gewoonte. 4) Zie Soyer, Etude de toponymie orléanaise (Bulletin phil. et hist, du Comité des travaux historiques et scientifiques 1922/1923, Paris, 1924, blz. 179-185).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 165