LUGDUNUM BATAVORUM 148 U Vgl. C. Koenen, Das Verhaltniss der Alteburg zu den Ro- merlagem und den einheimischen Orten von Köln, Bonn und Neuss (Bonner Jahrbücher LXXXIX, 1890), biz. 220 en A. Schuiten, Das Territorium legionis (Hermes XXIX, 1894), biz. 493 e.v. 2) F. D. Blote, Der zweite Teil der Schwanrittersage (Zeit- schrift für deutsches Althertum und deutsche Litteratur XXXVIII, 1894), biz. 284-286, nam aan, dat de Belgae, toen de eerste Germanen zich aan den Rijn nederzetten, den lichtgod Lugus vereerden, wiens jaarlijksche komst en heengaan door het trekken der wilde zwanen aangekondigd werd. De vereering van deze lichtgodheid zou de ondergrond zijn van de Zwaanriddersage, welke alleen in de Rijn- drongen Germanen voortleefden, of wel door gekelti- seerde Germanen worden gedacht. Terwijl vroeger aan den inheemschen oorsprong van Lugdunum niet werd getwijfeld, heeft in den laatsten tijd bij sommige onder zoekers de meening post gevat, dat eerst de Romeinen dien naam zouden hebben ingevoerd. Een dergelijke onderstelling is nochtans in tegenspraak met de bij de Romeinen gebruikelijke wijze van naamgeving. Een nauw keurige bestudeering van de namen van de Romeinsche nederzettingen in de grensprovincies van het Romeinsche rijk heeft ons geleerd, dat de Romeinen de gewoonte had den, hun nederzettingen in den regel naar reeds bestaande, naburige inheemsche plaatsen te noemen. Waar deze niet bestonden, gebruikten zij een zuiver Romeinschen naam1 Er blijven derhalve slechts twee aannemelijke onder stellingen open: in de eerste plaats die van de inheemsche origine van den naam Lugdunum en in de tweede plaats die van een naamgeving door Gallische kooplieden, welke in de kuststreek tusschen de monden van Rijn en Maas doordrongen en daar een heiligen heuvel of een ander heiligdom aantroffen, waar een god vereerd werd, dien zij vanwege zijn ravengestalte of om andere redenen met Lugus of wel met den Gallischen Apollo identifi ceerden 2).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 168