LUGDUNUM BATAVORUM
155
VERGELIJKING VAN DE PEUTINGERKAART MET HET
ITINERARIUM ANTONINI EN MET DE COSMOGRAFIE
VAN DEN GEOGRAAF VAN RAVENNA.
De Peutingerkaart geeft een figuratieve voorstelling
van den Rijn en van den weg, die deze rivier vrijwel over
haar geheele lengte begeleidt. Bij Noviomagus, het tegen
woordige Nijmegen, dat niet aan den Rijn, maar tusschen
Rijn en de ander naar de Maas loopt (zie fig. 3). Zij
weg zich in twee takken, waarvan de een weer naar den
Rijn en de ander naar de Maas loopt (zie fig. 2). Zij
blijven dan het beloop van deze rivieren volgen, om op
eenigen afstand van zee bij Lugdunum samen te komen.
Blijkens de oudheidkundige vondsten volgde de noorde
lijke weg in hoofdzaak het beloop van den Neder-Rijn,
den Krommen Rijn en den Ouden Rijn 1)
Van de stations, welke op Nederlandsch grondgebied
vallen, is er behalve Noviomagus 2) geen enkel, waar
van de ligging al dadelijk met zekerheid kan worden
vastgesteld. De vraag rijst nu, hoe de op de Peutinger
kaart voorkomende weg van Noviomagus naar den Rijn
heeft geloopen. De bodemvondsten doen vermoeden, dat
1) Zie hieronder blz. 163. In een lezing, gehouden in Februari 1936
te Rome voor het „Institute di Studi Romani", heeft Prof. Byvanck
er op gewezen, dat de Romeinen in het westelijk deel van ons land
hun heerwegen slechts hebben kunnen aanleggen op de natuurlijke
dijken, welke de rivieren zelf hadden opgeworpen, alsmede op de
zandgronden. Zie „De Telegraaf”, Ochtendblad van 9 Februari 1936;
vgl. zelfde schrijver, Voorhistorische en Romeinsche oudheden V
(Oudheidkundig Jaarboek 4de serie V, 1936), blz. 6.
2) De identificatie van Noviomagus met Nijmegen is verzekerd
door de overeenstemming van de werkelijke afstanden met de door
de Peutingerkaart aangegevene voor de trajecten Noviomago-Atuaca
(Tongeren) en Noviomago-Colonia Traiana (Xanten), waarvan de
eindpunten met absolute zekerheid vaststaan.