LUGDUNUM BATAVORUM 165 Maas, hetwelk de Romeinsche veldheer n. Chr. als werkverschaffingsobject voor tijds vermoedelijk een voortzetting van de Grift, Fletio (Fectio) tegenover den mond van de Vecht i), Laurum mogelijk tegenover dien van de Grecht, Niger Pullus tegenover den mond van de Mije en Albanianis tegenover dien van de Aar. Het door Holwerda te Roomburg onder Leiderdorp opgegraven castellum, dat volgens het boven staande overzicht met Matilo vereenzelvigd dient te wor den, lag daarentegen vlak bij het punt, waar de zooge naamde gracht van Corbulo in den Rijn uitmondde. Met deze gracht wordt bedoeld het verbindingskanaal tus- schen Rijn en Corbulo in 49 1) Volgens een 16de-eeuwsche kaart van de stad Utrecht, afge- beeld in N. van der Monde, Geschied- en oudheidkundige beschrijving van de pleinen enz. der stad Utrecht I (1841), tegenover blz. 9, nam de Vecht haar oorsprong in den vijver van het voormalige buiten Oudwijk, wat voor een rivier als de Vecht onmogelijk een natuurlijke oorsprong geweest kan zijn. Dat deze oorsprong gezocht moet worden bij Vechten, vindt behalve in den naam Fectio zijn bevestiging in het feit, dat het terrein ten Oosten van de lijn OudwijkVossegat in de Middeleeuwen den naam droeg van „Over de Vecht". Zie o.a. Codex diplomaticus neerlandicus, uitgeg. door het Historisch Genoot schap te Utrecht, 2de serie IV 2, blz. 56-58. Daarbij komt nog het volgende argument. De nabij het fort De Burg onder Vechten opge graven legerplaats lag aan een rivierbedding, die blijkens de beschrij ving van de aldaar in 1865 gedane opgravingen ten Noorden van gemeld fort in westelijke richting verliep. Zie M. Nahuys, Over blijfsels van Romeinsche bezetting- of legerplaatsen in de provincie Utrecht (Utrechtsche Volksalmanak, 1869, blz. 150). Vermoedelijk splitste de Rijn zich dus bij Vechten in twee takken, waarvan er een de zooeven genoemde bedding en de ander het tegenwoordige bed van den Krommen Rijn tot aan het Vossegat volgde, om vandaar via Oudwijk door de Oude Vecht in de tegenwoordige Vecht uit te komen. Eerstgenoemde Rijntak boog bij De Koppel waarschijnlijk in noordelijke richting af. Aan hem herinnert wellicht het Rijndijkje langs de Oudwulvensche wetering, die vlak bij Utrecht in den tegen- woordigen Krommen Rijn uitmondt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 189