L LUGDUNUM BATAVORUM 172 U H. Obreen, Geschiedenis van het geslacht Van Wassenaar (1903), biz. 14; zelfde schrijver, Heer Simon van Benthem, heer Willemsz. en zijne nakomelingen (De Nederlandsche Leeuw LIV, 1936, koi. 389); A.R. archief Leenk. Holland, reg. E.L. I (inv. no. 1), f. 37 v°. 2) E. Verwijs en J. Verdam, Middel-Nederlandsch Woordenboek VI (1911), kol. 1297-1298. 3) J. Grimm, Deutsche Mythologie III4 (1876), biz. 156; D. Mac Ritchie, Giants (Encyclopaedia of Religion and Ethics VI, 1913, biz. 191); Steinhausen, Die Flurnamen im Dienste der Boden- forschung (Rheinische Vierteljahrsblatter III, 1933, biz. 197). polder de hofstede Rosenburg. Bij deze boerderij behoort een tamelijk groot rechthoekig terrein. In den zuidoost hoek van dit terrein lag eens het adellijk huis Rosenburg, dat met zijn grondvesten rustte op den veenbodem, die hier grenst aan den geestgrond van den zandrug Voor- schoten-Rijswijk. Volgens een oude gedenkplaat zou het huis Rosenburg in het begin van de 13de eeuw door één van de Wassenaar's zijn gesticht; een dochter bracht het door huwelijk aan heer Simon van Benthem, wiens kin deren zich ten deele Van Rosenburch noemden. In een oorkonde uit 1323 wordt dit huis aangeduid als de „woninge te Reuseburch” x)Zooals blijkt uit den bij vorm „Reuseburch”, moet de naam Rosenburch zijn afgeleid van het Middelnederlandsche woord ,,rose”, dat reus beteekent 2). Reuzenburg is een volksetymologische benaming voor zeer oude steenen bouwwerken, waarvan de stichting zoozeer in het verleden lag, dat zij tot het fabeltje aanleiding gaf, dat een volk van reuzen dit zou hebben gedaan 3). Aangezien de meeste adellijke huizen uit den omtrek, die ongeveer gelijktijdig met Rosenburch vermeld worden, te weten Duivenvoorde, ter Horst, Raaphorst, Zandhorst en Zuidwijk, hun naam aan een plaatselijke benaming ontleend hebben, zou de naam

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 197