LUGDUNUM BATAVORUM
181
vonden zou zijn: „ad pagum, Naeldvico vicinum, cui
Monasterio nomen” i). Een meer rechtstreeksche aan
duiding van de vindplaats geeft de bekende begin 16de-
eeuwsche kroniekschrijver Heda, tevens de eerste, die
over den mijlpaal geschreven heeft en bovendien bijna
vijftig jaar eerder dan Junius. Heda vermeldt, dat meer
genoemde mijlpaal gevonden werd „in vligine prope
Naeltwijc” 2). Vertaalt men dit letterlijk, dan staat er:
in het Broek bij Naaldwijk 3), een plaatsaanduiding,
welke men in verscheidene middeleeuwsche oorkonden
aantreft4), en waaronder verstaan werd een gebied,
onmiddellijk grenzende aan een terrein, dat in middel
eeuwsche bronnen en op oude kaarten wordt aangeduid
als „die Hove” 5Op dit terrein ligt de boerderij de Hoog
werf, in welker nabijheid Holwerda nog niet zoo lang
B Batavia (ed. 1652), blz. 510. De eerste druk verscheen in 1588.
2) W. Heda, Historia episcoporum Ultraiectensium (ed. 1643),
blz. 13.
3) Voor de beteekenis van uligo moeras, zie Servius ad 2 Georg.
184: „agrum uliginosum dici eum, qui semper humidus est, humidem
autem, qui siccari aliquando possit", en Silius, Punica 8, 381; „pesti-
Pomptini uligine campi" als aanduiding voor de Pontijnsche moe
rassen, aangehaald in A. Forcellini, Totius Latinitatis Lexicon VI
(Prati, 1875), blz. 379; vgl. K. E. Georges, Ausführliches Lateinisch-
Deutsches Handwörterbuch II (1880), kol. 2950. Het Middelneder-
landsche woord voor moeras (land) is broek, zie Verwijs en Verdam,
t.a.p. I (1885), kol. 1450.
4) A.R. archief Nass. Dom. no. 6524, f. 4 (a° 1372); oorkonde
d.d. 10 Januari 1381, aanwezig in het archief van den Heiligen Geest
te Naaldwijk; oorkonde d.d. 2 Augusus 1467 in de Geer tot
Oudegein, Archieven der ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht
II (Utrecht, 1871), blz. 746.
5) Archief van den Heiligen Geest te Naaldwijk, charters kapittel
van St. Adriaan d.d. 2 Januari 1414 en 31 Mei 1475; vgl. Cruqius,
Kaartboek van Delfland; Kaartboek van Naaldwijk, berustende in
het oud-archief der gem. Naaldwijk.