LUGDUNUM BATAVORUM 187 Voorburg x) E. Kornemann, Zur Stadtentstehung in den ehemals keltischen und germanischen Gebieten des Römerreiches (Giessen, 1898), biz. 11; vgl. zelfde schrijver, Die Zahl der gallischen Civitates in der römi- schen Kaiserzeit (Klio I, 1902), biz. 341-342, en O. Hirschfeld, Kleine Schriften (1913), p. 70. 2) Zie Byvanck, Excerpta II, no. 901 (civis Batavus), nos. 938 en 1369 (civis Cannanefas); vgl. nos. 297 en 1411 (cives Tungri). C. Jullian, Histoire de la Gaule VI (Paris, 1920), biz. 493, noot 10, nam aan, dat Lugdunum aan de Canninefaten zou hebben behoord. zetting kan echter moeilijk iets anders zijn dan Lugdunum, dat, naar wij zagen, nabij de grens van Voorburg en Leidschendam moet worden gezocht. Het ontstaan van een Romeinsche burgerlijke neder zetting in de nabijheid van den Elsberg laat zich wellicht als volgt verklaren. Wij gaan daarbij uit van den toestand in de eerste eeuw n. Chr. Vóór de stichting van Novio- magus, geschied na de verwoesting van Batavodurum tijdens den Bataafschen opstand, was Batavodurum de hoofdplaats van den Bataafschen stamstaat. Nu zijn slechts bij uitzondering stamstaten met meer dan één hoofdplaats bekend en in dat geval blijkt die tweede hoofdplaats een bijzonder religieus centrum te zijn ge weest Het nabij de zeekust gelegen Lugdunum moet derhalve of een religieus middelpunt van de Bataven, of wel de hoofdplaats van de in de kuststreek huizende Canninefaten zijn geweest. Volgens Tacitus bewoonden de Canninefaten een gedeelte van het eiland der Bataven, d.w.z. het door Rijn, Waal en Maas gevormde delta gebied. Blijkens de inscripties, waarin zij vermeld wor den, vormden zij evenals de Bataven een afzonderlijke civitas 2). Uit de opgravingen op Arentsburg is gebleken, dat de aldaar gelegen Romeinsche legerplaats kort na den Bataafschen opstand moet zijn opgericht. Wegens de toen geldende onverenigbaarheid van legerplaats en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 213