LUGDUNUM BATAVORUM
189
9de eeuw
van ver-
U Terwijl de mijlpaal zelf de letters A.M.A.E.C. vertoont (zie
Byvanck, Excerpta II, no. 377), geeft Heda in zijn kroniek A.M.A.E.C.
De bibliothecaris der Rijksuniversiteit te Utrecht, dr. A. Hulshof,
heeft in 1938 de onder hem berustende hss. van Heda’s kroniek
(Nrs. 787, 790 - 793) voor mij willen nagaan, welke alle vijf de
lezing der uitgave van 1643 geven. Dr. Hulshof acht het waarschijn
lijk, dat Heda zich zelf bij het afschrijven heeft vergist, ofschoon de
letter E ook ten gevolge van bijwerking in de 16de eeuw kan zijn
ontstaan. Zie Byvanck, t.a.p. De 16de-eeuwsche verzamelaar Pighius
geeft E. A.F. ware ook als A(urelio) F(elice) op te lossen.
2) Zie 15. Bericht der Röm. Germ. Kommission, blz. 169-170. Vgl.
H. Aubin, Zur Uebergang von der Römerzeit zum Mittelalter auf
deutschem Boden (Festschrift Schulte 1927), blz. 39.
korting vormden voor de aanduiding van de plaats,
waar de daarop aangegeven afstand betrekking op had,
te lezen: A M(unicipio) Ae(lio) C(anninefatium) of
A M(unicipio) A(elio) F(elice) C(anninefatium) i). De
verheffing van Lugdunum tot een municipium, welke net
als bij Atuaca-Tongeren de oude naam voor den volks
naam deed wijken, zou in dat geval ten tijde van keizer
Hadrianus 125 n. Chr.) moeten zijn geschied.
Dat er van deze Romeinsche burgerlijke nederzetting
tot nu toe zoo weinig sporen gevonden zijn, afgezien van
de hierboven vermelde vondsten, behoeft geen verwon
dering te baren, indien men bedenkt, dat veel van de
oude bewoningsresten verloren is gegaan bij het afgraven
van den duinrug en het in cultuur brengen van den grond
in vroeger eeuwen. Daarbij komt, dat ten aanzien van
verschillende in de nabijheid van Romeinsche legerplaat
sen ontstane steden is vastgesteld, dat, vooral indien zij
niet waren ommuurd, het bevolkingscentrum zich op den
duur naar de door de Romeinen verlaten, versterkte
castella verplaatste2). Het vinden van een groot aantal
munten, geslagen te Dorestad in de 8ste en
en andere uit den laten keizertijd, alsmede