SSS
HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
20
Ik vermeld hem daarom slechts terloops; anders is het
met een verzamelaar als Coenraad Droste, de man, die
ons als een nuttig chroniqueur bekend is sedert Fruin
zijn „Overblijfselen van Geheuchenis” heeft uitgegeven.
Niet veel poëtischer dan deze rijmelarij zijn zijn „Har-
derskonsten en andere dichten”, waarin wij de Epigram
men vinden door hem op zijn schilderijen gemaakt. Men
kan echter niet ontkennen dat daaruit een echt „Konst-
liefhebber” spreekt. En tenslotte niet een onverstandige.
Ook van zijn schilderijen kwamen er enkele, niet zéér
belangrijke, in het Mauritshuis terecht. Maar hij had
ook een Dou, die nu in Karlsruhe is en een Rembrandt
„Een vrouwtje aan haar toilet”, nu in de Hermitage.
Ik wil zijn gedicht op dit glanspunt zijner collectie als
staal van zijn ontboezemingen hier geven:
Dit vrouwtje, dat sich hult, behoeft geen ander merk
Als 't tooisel en de kracht, dat het is Rembrandts werk.
Dat hij een „Suplicy van Crassius” bezat welke ten name
van Jeroen Bosch werd gesteld, behoeft niet te doen ver
onderstellen, dat er een lacune is in onze kennis van het
oeuvre van dezen meester!
Een tijdgenoot van Droste was Marinus de Jeude, in de
Haagsche chronique scandaleuse bekend als de Drost de
Jeude, die als politie-ambtenaar chantage pleegde, maar
tevens ook al bezitter was van een paar Rembrandts, een
„Held in het Harnas” en voorts wrs. de kleine „Simeon
in den Tempel" nu in de Kunsthalle te Hamburg, en van
zeer veel andere schilderijen, waarvan ik er één noemen
moet nml.: „een rivier vol schuitjes, waarin veel geleerde
mannen visschen, terwijl andere op de wal staan, waar
onder de Prins van Oranje”, want wij herkennen daarin
gemakkelijk, ook al had de Jeude het aan den Fluweelen
Breughel toegeschreven, deZielenvisscherij” van Adriaen