I HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN 22 J. t 1) Zie Jaarb. die Haghe, 1914-15 biz. 163-226; hij had vooral groote bedragen aan vreemdelingen geleend, bijv. 128,000 gld. aan den Spaanschen gezant! 2) Een stuk: Jephta’s Offer kwam in de Collectie Willem V; in 1795 naar Frankrijk vervoerd. 3) Zie over huis en koepel: die Haghe 1913. onnadenkende vrijgevigheid 1te gronde gegaan. Hij bewoonde het huis aan het K. Voorhout, dat thans ambts woning van den Commissaris der Provincie is. In de rijk gemeubelde vertrekken had hij een vrij groote schilderijen verzameling, waaronder maar weinig Hollandsche mees ters, zooals Wouwerman, Dou en Ostade. Zijn vele ver blijven in Parijs had hij echter benut voor den aankoop van Fransche kunst. Niet alleen Poussin en Coypel2), maar ook Watteau en Lancret. Van Watteau bezat hij een kapitaal stuk: de inscheping voor Cythere (afb. 6) en ook de pendant ervan, dat evenwel in den catalogus niet nader is omschreven. Niet onmogelijk, dat wij hier te doen hebben met de beroemde stukken later in het bezit van Frederik den Groote en een sieraad van Sans Soucis. De „Harlekijn met drie figuren” en het „Dansende vrouwtje met drie muzikanten”, beide door Lancret, zijn zonder nadere gegevens niet terug te vinden. Merkwaardig is het stellig, dat deze artistiek zeker begaafde man, hij was ook een groot muziekliefhebber en onderhield bijv, een eigen orkest onder leiding van Le Clair, een der beste Fransche musici van den tijd, dus ook kunst van leven de meesters kocht en misschien zelfs een der meest be roemde werken van Watteau bezeten heeft. Ongetwijfeld zal ook Hendrik Fagel, die het groote huis in het Noordeinde door Marot liet bouwen, en daarbij den tuinkoepel door Terwesten liet beschilderen3), een rijke collectie kunstwerken hebben bezeten; ook in het Fluis Huguetan (nu N. Bibliotheek) zal het daaraan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 32