HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
23
niet hebben ontbroken. Maar een opnoeming er van ken
ik niet. Ik moet daaraan dus voorbij gaan.
Mogen wij oordeelen naar het bezit aan schilderijen,
dat hij naliet, dan is in de eerste helft der 18e eeuw de
heer Seger Tierens wellicht de meest actieve Haagsche
verzamelaar geweest. Ik tel niet minder dan 12 Jan Steens
in zijn collectie en daaronder verscheidene, die met zeker
heid zijn terug te vinden, zoo in het Rijksmuseum: ,,het
St. Nicolaasfeest”; in de coll. Beit in Londen: „het zieke
Meisje”; in de coll, van Beuningen: ,,so gewonnen so
verteert”; in de coll. Johnson: „Mozes slaat water uit de
Rots”. Waar zoo voortreffelijke stukken waren, moeten
de andere ook wel goed geweest zijn, al kunnen wij ze nog
niet in bekende collecties terugvinden. Dit laatste is ook
het geval met zes Rembrandts, twee Potters, een Metzu
en een der beide Ostade’s; de andere is zeer waarschijnlijk
het „Haringetende Vrouwtje" in het Rijksmuseum. Een
jachtgezelschap van Adriaen van de Velde is nu bij Ed
mond de Rothschild; een Berckheyde, de „beurs van Am
sterdam” in Boymans. Of hij even goed verzameld heeft
op het gebied der Vlamingen en Italianen zou ik wagen te
betwijfelen; wel komt Titiaan vijfmaal voor, maar de stuk
ken brengen te zamen nog geen 150 gld. op; zijn Venus en
Cupido van Raphael nog wel 300 gld., maar in die dagen
gold een echte Rafael zeker veel meer; Correggio, Gior
gione, Tintoretto, Perugino, Rubens, Van Dijck, Poussin,
Moro, Holbein zijn tenslotte al even weinig prijzig; zij
waren zeker verdacht. Nu zegt de prijs wel niet alles, want
zijn van Goyen bracht eveneens slechts 40 gld. op en dat
is toch het mooie strandgezicht thans bij den Marquis of
Bute te Londen; zijn Aart de Gelder is in het Mauritshuis.
De Graaf van Hogendorp, wiens verzameling in 1751
geveild werd, bezat o.a. een Rembrandt, twee Steens,
waaronder „de Kermis”, nu in het Frans Hals Museum