BSS HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN 24 2500 gid. 630 gid. op te Haarlem en van Van der Croos een curieus schilderij van Leiden met 16 dorpen erom heen; een stuk dus als dat van Den Haag hier in het Museum. Het is echter niet bewaard gebleven. Halungius Beukelaer (veiling 1752) had eveneens Rem brandts werk, een Philosoof, een jongenskop en een pen dant daarvan, en wel zeven stukken van Rubens, maar zij zijn niet voldoende beschreven in den catalogus van zijn verkooping om ze terug te vinden, evenmin als de Metsu, de twee Ruysdaels, de Emanuel de Witte en de Fabritius. Wij naderen met deze opsomming, welke eentonig moest zijn, het oogenblik, waarop weder een belangrijke plaats in het Haagsche verzamel- en kunstleven wordt ingenomen door een vorstelijke collectie, die van den Stadhouder. Reeds in hun Frieschen tijd hadden Willem IV en vooral zijn vrouw Anna van Hannover van belang stelling voor kunst doen blijken en toen hun positie, ook in financieelen zin, zooveel beter werd na hun vestiging in Den Haag, konden zij hun belangstelling nog daad werkelijker toonen. De Princes was trouwens ook zeer geïnteresseerd in de ontdekkingen der wetenschap, maar zij schilderde zelf en voelde voor uitbreiding van de oude verzameling der Oranje’s voor zoover die nog op het Stad houderlijk Kwartier aanwezig was. Het door mij reeds in de collectie Schuylenburg gesignaleerde schilderij van Van der Werff: de „Vlucht naar Egypte” werd door hen aangekocht voor 2500 gld. en in 1749 kocht men Potters „Stier” voor 630 gld. op een Haarlemsche veiling. Na ’s Prinsen dood verflauwde de belangstelling niet. De princes trachtte de liefde voor de kunstverzameling bij haar kinderen levendig te houden. De verschillende col lecties, ook de natuurkundige en de ethnographische, werden onder dak gebracht in een gebouw aan het Buitenhof naast het Valkhuis; de hofschilder H. T. C.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 35