HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN 25 Haag werd met het beheer van de schilderijen-collectie belast. De jonge Prins wist in deze dingen toe te tasten. Reeds in 1768 kocht hij voor 100.000 gld. de geheele col lectie van den overleden ontvanger-generaal Govert van Slingelandt, een verzameling, welke terecht op dat oogen- blik voor de beste van Den Haag gold. Van Slingelandt had het beginsel gehuldigd, dat zijn bezit niet grooter zou zijn dan 40 schilderijen. Zag hij iets, dat hij meende te moeten toevoegen aan zijn collectie, dan ruimde hij een ander stuk van minder waarde op. Soms ging hij zoover van een heele verzameling te koopen om één of twee waardevolle stukken eruit te verwerven; de rest zette hij dan weer van de hand. Op die wijze had hij tenslotte zijn collectie op een zeer hoog peil gebracht. Na zijn dood wist Willem V de erven te bewegen van een veiling af te zien. Van de 40 stukken zijn er thans nog 30 in het Mauritshuis aanwezig. Als wij bedenken, dat daarbij de twee vroege zelfportrtetten van Rembrandt zijn, twee prachtige Potters en twee Metsu’s, de Boodschap” van Terborch, het „Doktersbezoek” van Steen, twee Rubens- en drie van Dijckportretten, de „Keuken” van Teniers, maar ook de „Goudsmit” van Moro en het jonge Vrouweportretje van Holbein, dan zullen wij niet alleen instemmen met de be wondering voor Slingelandts keuze, maar ook erkentelijk zijn voor de daad van Prins Willem; hij betaalde tenslotte een zéér hoog bedrag met een gemiddelde van 2500 gld. per stuk. De Prins liet het niet bij dit forsche begin. Hij stond niet alleen, er waren ook onder de burgerij in de tweede helft der eeuw verscheidene ernstige verzame laars in Den Haag en de kunsthandel bloeide evenzeer. G. Hoet, die het huis bewoonde in het Voorhout, waar vóór eenige decennia nog de kunsthandelaar Theunissen gevestigd was (nr. 62) en W. Lormier waren devoot-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 36