1
HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
28
I
f
■I
Zooals in de tweede helft der achttiende eeuw de
Collectie van Prins Willem V inderdaad een middelpunt
was in het Haagsche verzamelwezen, ook omdat zij
wel niet publiek toegankelijk, maar dan toch wel voor
ieder belangstellende te bezichtigen was, zoo was
het in het tweede kwart der negentiende eeuw de ver
zameling, welke de Kroonprins, daarna Koning Wil
lem II, bijeenbracht. Aanvankelijk was zij in het paleis
van het kroonprinselijk paar te Brussel; na het uitbreken
van den Belgischen opstand betrok dit een paleis in Den
Haag, het oude door Marot gebouwde huis van de
Wassenaars Obdam in den hoek van den Kneuterdijk;
het publiek domein werd, evenals in de andere hoofd
steden van Europa de teruggewonnen vorstelijke collec
ties, heeft ook op de ontwikkeling van het kunstleven zijn
invloed niet gemist. Toch was voor een deugdelijke her
leving ervan meer en iets anders noodig. Ik geloof, dat de
houding van Koning Willem I tegenover de levende
kunst daarvoor van onmiskenbare en zeer groote betee-
kenis gebleken is. Niet alleen het voortzetten der Ten
toonstellingen van werk van Levende Meesters, waar
voor Lod. Napoleon het initiatief had genomen maar
ook het op grootsche schaal en met ruime middelen aan-
koopen van werken op die tentoonstellingen, het geven
van groote opdrachten o.a. aan Pieneman stimu
leerde de belangstelling van velen, ook al maakte de
Koning geen eigen verzameling. Verschillende der andere
collecties als Verstolk van Soelen, Van Hees van Tiel-
landt, de Witte van Citters, -die zich ook op het bijeen
brengen van portefeuilles met aquarellen toelegden
dateeren uit dezen tijd.
De stimulans zou echter onder den tweeden Willem
nog sterker worden.