i
HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
32
L
Museum in New York; het Zelfportret ging over in het
eigendom van de familie van Saksen Weimar, kwam
tijdens den vorigen oorlog in het Museum te Weimar en
werd daar in 1922 gestolen. Een groot stuk van Rubens:
„Christus de sleutels gevende aan Petrus” is thans ook
in de Wallace Collection; zijn portret van Henri de Vicq
is in het Louvre. De Drie-eenheid werd opgehouden en
ging naar Weimar, waar ze nu in het Museum hangt.
Het Museum te Brussel verwierf nog méér stukken,
dan het reeds vermelde van Bouts: ook een drieluik met
vijf voorstellingen vormende de geschiedenis van Job
door Bernard van Orley; zij het ook eerst in 1867, daar
het op de veiling eerst door Prins Frederik was gekocht.
Voorts een stuk van Lambert Lombard: de Mensche-
lijke Rampen; een landschap van Both en een ander van
Jacob Ruysdael. Het Museum te Antwerpen verwierf
Van Dijcks portret van Marten Pepin (eerst in 1898),
de Saskia van Rembrandt, die het in 1850 kocht, was
een copie van het schilderij in Kassei; het Museum in
Luxemburg kocht: Driekoningenfeest van Jan Steen.
Nog een allerbelangrijkst werk kunnen wij op het
oogenblik in een groot museum zien nml. het in de
Collectie van den Koning aan Memlinc toegeschreven
drieluik van het Leven van den Heiligen Bertinus. Het
imposante werk wordt thans als het hoofdwerk be
schouwd van den Franschen primitief Simon Marmion en
hangt in het Kaiser Friedrich Museum te Berlijn (afb. 10)
Het was, evenals een portret van Keizer Maximiliaan
(wellicht een Cranach), evenals een ten onrechte aan
Lucas van Leiden toegeschreven aanbidding der Konin-
gen, die van een Antwerpsch manierist zal zijn, en een
Madonna met Kind van Orley, door Prins Frederik op
de veiling gekocht (hij inde er een schuld mee met welke
de nalatenschap van zijn broeder te zijnen behoeve be-