HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
33
last was). De Prins bezat al deze kunstwerken nog in
1881, toen hij ze kon inzenden op een tentoonstelling van
Oude Schilderijen, door een commissie, waartoe Victor
de Stuers naar ik meen behoorde, in de Gothische Zaal
bijeen gebracht; maar sedert zijn de stukken verkocht.
Dat was het vrijwel roemloos einde van een konink
lijk opgezette collectie, welke reeds vernietigd werd bin
nen de tien jaren, nadat zij in Den Haag, op een naar
den smaak van die dagen zéér passende wijze, onder
dak gevonden had. Het drama van het Museum Wil
lem II was het laatste bedrijf van een grootscheeps ver
zamelen van primitieven en van groote buitenlandsche:
Italiaansche en Spaansche meesters in een qualiteit,
welke thans niet meer bereikbaar is: ook al was niet
elke toeschrijving juist, het geheel was toch buiten
gewoon indrukwekkend, en het is zeker, dat dit voor
een groot deel aan den eigen smaak van den koning en
dien van de koningin te danken was.
Gelukkig was de koning niet de eenige verzamelaar. Ik
vermeld slechts kort Baron van Westreenen van Tielland;
zijn collectie bewoog zich vooral op het gebied van de
boek-kunst en zij is in haar geheel een openbaar museum
geworden; haar kern werd gevormd door aankoopen uit
de verzameling van zijn oom Meerman, zooals ik hier
vóór reeds vermeldde. Van de collecties, die later ver
spreid zijn, noem ik eerst die van den merkwaardigen
A. D. Schinkel, bezitter van merkwaardigheden op aller
lei gebied: enkele schilderijen, maar vooral een enorme
collectie prenten, zoo van kunstwaarde als meer van
historische beteekenis, voorts eenige kostelijke vroeg
17de eeuwsche glazen door de dochters van Roemer
Visscher met den diamant bewerkt: zij zijn gelukkig in
het R. Museum terecht gekomen; dan die van den direc
teur der fabriek van zgn. lopend Gaz den heer D. Neville
3