leggen de akten getuigenis af. Wanneer het profijt
voortvloeide uit de inkomsten van verleend landbezit,
oudtijds een veel toegepaste wijze van vergelding van
diensten, dan was er aanleiding om van het land van
den lavandier of de lavandierster te spreken. Ik stel mij
voor, dat zóó het Lavendierster- of Lavengiersterland
in Haagambacht aan zijn naam gekomen is.
Welke vrouw het geweest is, aan wie dit land zijn
naam te danken heeft; tot welke kapel of kerk zij in be
trekking heeft gestaan en in welken tijd zij geleefd heeft,
zal wel altoos een punt van onzekerheid en gissing moe
ten blijven. Het lijkt mij evenwel niet verwerpelijk aan
het klooster te Loosduinen of aan de kapel van Eiken
duinen te denken als de stichtingen, die het meest in
aanmerking komen om verband te zoeken met deze
lavandierster.1) Uit het terugvallen van de inkomsten
uit het Lavengiersterland aan de grafelijkheid, hetgeen
vóór 1316 moet zijn gebeurd, zou ik verder het besluit
willen trekken, dat het toekennen van dat profijt een
vereering geweest is, die waarschijnlijk niet langer dan
het leven van één bepaald persoon geduurd heeft en dat
deze vrouw daarom óf door hooge geboorte of wegens
buitengewone verdiensten ten opzichte van de stichting,
waarmee zij in betrekking stond, uitgeblonken heeft.
Misschien mogen we in deze lavendierster een telg uit
het eerste gravengeslacht zien en met deze veronderstel
ling komt dan onwillekeurig voor den geest de naam van
Margareta gravin van Henneberg, dochter van de stich
ters van de abdij van Loosduinen en zelve zoo nauw met
de vroege geschiedenis dier abdij verbonden.
Het nonnenklooster, de abdij Loosduinen, werd niet lang voor
1231 door Floris IV en Machteld van Brabant, zijn gemalin, gesticht.
Te Eikenduinen werd door graaf Willem II, dus vóór 1256, een
kapel gesticht.
HET LAVENDIERSTERLAND IN HAAGAMBACHT 47