HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
VOOR 1900
DOOR
Dr. H. E. VAN GELDER
reeds
I
Toen ik indertijd bezig was met het bijeenbrengen van
de Tentoonstelling 1936/37, welke aan het Haagsche pu
bliek een keur wilde voorzetten van oude kunst uit parti
culier bezit in onze stad, gingen mijn gedachten vanzelf
naar deze vraag, hoe het met het bijeenbrengen van kunst
schatten hier ter stede in den loop der eeuwen gesteld is
geweest.
De vraag zou reeds niet zonder belang zijn, indien het
antwoord ons inzicht zou kunnen geven bijvoorbeeld in
- een bijzonder Haagsche nuanceering in de algemeene be
hoefte aan verzamelen: zouden er voorkeuren zijn, door
alle tijden heen voor bepaalde uitingen, zouden er in de
methoden, in de opvattingen, in de waardeeringen hier
normen gegolden hebben, die men elders niet, of althans in
eenigszins anderen vorm aantreft? Het antwoord zou door
de vaststelling van eenige wetmatigheid psychologische
verbanden aan het licht brengen, welke ons misschien voor
de ontwikkeling ook in komende tijden nuttig konden
wezen.
Ik zal den lezer moeten teleurstellen, als hij er
veel van begint te verwachten. Ik wil een dergelijk per
spectief niet eens voor al afsluiten, maar ik moet thans
1