Ne- HET HOF VAN FRIESLAND 56 i) Blijkbaar de houten afbeelding van een hert. 20 Februari 1617 verkoopt Pieter Fransz van Dalen, Clercq van de Finantie van de Staten van Holland aan Agatha van Oldenberch, wed. van Valentijn Laurenss. een huys en erf voor 6000. 6 Juni 1629 verkoopt Jhr. Gerrit de Cocq van reynen, „Bailliu van Dirxland” aan Juff. Odilia Hil- brants, huijsvrouw van den Heer Juynius, Secretaris van den Prins van Oranje, een huys en erf, vry allodiaal goed. Voor een schuldbrief van 7500. ’t Is belast met de helft van 3}/> st. en 22 st. 3 den. 's jaars, waarvoor de achterste muur van het erf 20 duim mag worden uitgezet. Tot 1630 is het perceel verhuurd aan den Procureur Pieter van Luchtenburg. Voorn. Gerrit de Cocq van Nereynen was gehuwd met Magdalena van Oldenberch zuster van bovenge noemde Agatha van Oldenberch en had het huis bij Acte van caveling op 14 Juni 1628 geërfd. De koopster Odilia Hilbrants mag behouden ,,een bedstede, staande in de voorkamer en een coornkiste, doch de cooperen croon en de houten hart x) in deselve earner door den verkooper bij het verhuren daar ge laten mag deze weer na zich nemen”. 3 Juni 1652 verkoopen de voogden over het nagelaten weeskint en de overige kinderen en erfgen. van den Secretaris Willem Junius aan Wilhelm Fredrick Graaf van Nassau enz. een huys en erf voor 5500 en een Schuldbrief van 16500. Nu de twee huizen het eigendom zijn van den Graaf willen wij eerst nagaan, wie daar alzoo hun tijdelijk ver blijf hebben gehad, wanneer de Friesche Stadhouders in Den Haag vertoefden. Willem Frederik Vorst van Nassau was de zoon van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1942 | | pagina 73