HET HOF VAN FRIESLAND
66
was een bed met toe-
een portret van een
hangsel van een „bedsteed” met roode franje, een stroo-
zak, matras en dekens.
In de kamer stonden vier „rustleeren” stoelen, twee
matte stoelen, twee oude tabouretten, een „Naght-
stoeltje met pot” met trijp bekleed, nog een nacht-
stoeltje enz.
In de keuken waren slechts twee ijzeren bokken, een
vuurpan, een ijzeren aschschop en een groote aschschop
met houten steel.
In het kamertje van den kok
behooren, eenige meubelen en
kardinaal.
Dan volgt de zolderverdieping.
Op den meubelzolder stonden allerlei meubelen, ledi
kanten met toebehooren, tafels, tapijten, kussens, schil
derijen, twee ijzeren harnassen, een parasol van roode
zijde en blauwe en gouden franje, een naakt vrouwen
beeld, een Satyr en Cupido, vier houten „blaasbalkjes”,
dertien nieuwe livrei rokken van blauw laken, met rood
saai, gevoerd, met goud galon zonder knoopen en nog
niet volkomen af; een viertiende was nog bij den kleer
maker De Raed en een nieuw swart kleed, dat voor
Zijn Hd was gemaakt.
Ook op den linnenzolder stonden verschillende ge
wone meubelen, een ledikant met acht witte en achttien
groene wollen dekens. Op de donkere gang stonden
twee houten kasten, twee slaapbanken en twee turfkisten.
Op het Kamenierskamertje lag een matras, een bedje,
een wollen en een Japansche deken enz. en verschil
lende meubelen en in de kamer van de waschmeiden
was een houten bedstede, behangen met twee oude
stukken „streepsel” en eenige meubelen.
Op de vliering waren vijftien oude verrotte stoelen,