1
X
HAAGSCHE KUNSTVERZAMELINGEN
2
1
nog zeggen, dat wij daarvoor over veel grooter
materiaal, ook voor de vergelijking met andere centra,
zouden moeten beschikken dan thans nog het geval is.
Wij staan, bleek mij, bij dit onderwerp nog geheel in
het tijdperk der onderzoekingen; voor beschouwingen
en vooral voor verder strekkende conclusies is het nog
niet de tijd.
Onderzoeken dus is de eerste taak, het speuren naar
het bestaan van verzamelingen, naar haar samenstelling,
haar bezitters, naar het lot, dat haar heeft getroffen, en
zoo mogelijk, naar den weg, dien de kunstschatten zelf
zijn gegaan, nadat zij de Haagsche verzameling hadden
verlaten.
Ik hoop voor enkele resultaten van dergelijke onder
zoekingen aandacht te zullen vinden. Maar mag ik een
oogenblik, voordat ik dat doe, een perspectief oproepen,
dat zich met den bedrieglijken schijn van een fata mor
gana voor mij open deed, toen ik mij in het vraagstuk be
gon te verdiepen? Stel eens, hield het mij voor, dat noch
de wisselvalligheid der Fortuin, noch de onverbiddelijk
heid van den Dood, noch de geldzucht van erfgenamen of
eenig ander ingrijpen van het Lot, de verzamelingen had
bedreigd; dat toewijding en voorzichtigheid, geholpen
door een zeldzaam toeval, al die kunstwerken aan het
tegenwoordige geslacht, in deze alsdan gezegende stad
zou hebben overgeleverd, hoe zou dan een Tentoonstel
ling uit particulier bezit er uit zien! Die perspectief noem
de ik niet zonder reden een fata morgana: verblindend in
beiderlei zin van het woord, vooreerst om het schitterende,
dat zij zou bieden, dan om het bedrieglijke en, ik kom
daarop zoo aanstonds terug, het van den weg afleidende.
Maar het eerste is wel even treffend: er zijn tal van be
langrijke musea, die voor mijn tooverbeeld van hun groot
ste schatten zouden moeten afstaan. Niet alléén het Mau-